Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Er is sprake van een subsidie als er aan een aantal criteria is voldaan. Deze criteria zijn opgesomd in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het moet gaan om 1) een aanspraak op financiële middelen, 2) welke door een bestuursorgaan zijn verstrekt, 3) met het oog op bepaalde activiteiten en 4) welke anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten dienen. Dit is een materieel begrip. Met andere woorden, als iets voldoet aan deze criteria, dan is het een subsidie (ook als het anders wordt genoemd). Anderzijds geldt dus dat als iets subsidie wordt genoemd en dit niet voldoet aan voornoemde criteria, dit niet valt onder deze definitie. Het vallen onder de definitie heeft tot gevolg dat de bepalingen van de Awb van toepassing zijn, zo ook de bepalingen voor het verlenen (4:26 Awb), vaststellen (4:42 Awb) en het intrekken (4:48 Awb) van de subsidie.
Bij intrekking gaat het vaak om een sanctie op verwijtbaar gedrag van de subsidieontvanger, zoals het niet voldoen aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens bij de subsidieaanvraag (zie 4:48 lid 1 Awb). Volgens vaste rechtspraak dient een intrekking van de subsidie echter wel evenredig te zijn ten opzichte van het daarmee te dienen doel. Deze evenredigheid wordt doorgaans vrij terughoudend getoetst door de hoogste bestuursrechters, zie in dit kader ABRvS 10 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX9681 en CBb 16 november 2015, ECLI:NL:CBB:2015:387. Dit resulteert erin dat ook soms bij geringe overtredingen van artikel 4:48 Awb de algehele subsidie wordt ingetrokken, met alle ingrijpende gevolgen van dien. Toch lijken de bestuursrechters soms kritischer te zijn op deze evenredigheidstoets, zoals recentelijk de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
Het ging hier om een subsidie die door een woningcorporatie in Rijswijk was aangevraagd voor het energiezuiniger maken van 238 woningen in het kader van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP). De woningen zouden van energielabel F naar A gaan. Nadat de subsidie was verleend, bleek dat bij 30 kopwoningen al wat isolatie was aangebracht. Bij deze woningen zouden dus vijf in plaats van zes labelstappen worden gezet, wat zou resulteren in een lagere subsidie. Kortom, de corporatie had verkeerde gegevens verstrekt bij de subsidieaanvraag. Toen de minister hierachter is gekomen (via een steekproef en met name via een door de corporatie overhandigd rapport), heeft deze besloten de hele subsidie voor alle woningen in te trekken.
De rechtbank ging mee met het besluit van de minister. De Afdeling maakte hier echter korte metten mee en oordeelde als volgt. Bij de toepassing van de intrekking van subsidie ex artikel 4:48 Awb dient de minister in ogenschouw te nemen dat de gevolgen van intrekking niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Dat betekent dat in het geval dat de subsidieontvanger niet de juiste gegevens heeft verstrekt, een afweging zal moeten worden gemaakt tussen het belang van handhaving van de verplichting om de juiste gegevens te verstrekken en de gevolgen van gehele intrekking van de subsidie voor de ontvanger. Daarbij zijn ook de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de ontvanger kan worden verweten van belang. De minister heeft niet kunnen volstaan met de motivering, waarbij slechts verwezen wordt naar de uitkomst van de steekproef (welke overigens niet ter discussie stond). De corporatie heeft verschillende argumenten aangedragen die ervoor pleiten dat algehele intrekking van de subsidie in dit geval onevenredig is, waaronder het argument dat de afwijking uitsluitend is geconstateerd bij de kopwoningen en dat, indien voor de kopwoningen in de aanvraag het juiste startlabel was vermeld ook subsidie was verleend, zij het voor een lager bedrag.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.