icon

Kan de Nederlandse rechter een (quasi-)buitenlandse partij – die in het Verenigd Koninkrijk reeds is ontbonden – failliet verklaren?

In onze vorige blog (Deel I) over het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 12 juni 2018 concludeerden wij dat de Nederlandse rechter bevoegd was om Taxi The Hague failliet te verklaren, ondanks dat haar statutaire zetel in het Verenigd Koninkrijk was gelegen. Een tweede vraag die voorlag in dit arrest, is of Taxi The Hague nog wel in Nederland failliet kan worden verklaard omdat zij naar Engels recht al is opgehouden te bestaan. Taxi The Hague is namelijk naar Engels recht ontbonden.

Het hof overweegt allereerst dat geen van de in de Europese Insolventieverordening genoemde uitzonderingen zich voordoet, waardoor deze vraag moet worden beantwoord naar het recht van de lidstaat waar de procedure wordt geopend (lex concursus), oftewel: Nederlands recht (op grond van artikel 7 lid 1 van de Europese Insolventieverordening).

Naar Nederlands recht geldt dat een ontbonden vennootschap (of deze nu naar Nederlands of naar buitenlands recht is opgericht) failliet kan worden verklaard indien:

  1. summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de schuldeisers; en
  2. er feiten en omstandigheden zijn die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zullen zijn.

Aan voorwaarde i. is in onderhavige zaak voldaan: Taxi The Hague is bij vonnis veroordeeld tot betaling aan de schuldeiser en heeft daarnaast schulden bij de Belastingdienst, een pensioenfonds en haar huisbankier. Daarmee staat voor het hof in voldoende mate vast dat sprake is van een vordering op Taxi The Hague.

Ook aan voorwaarde ii. is in onderhavige zaak voldaan, zij het dat de onderbouwing enigzins ingewikkeld van aard is. Het hof stelt eerst vast dat Taxi The Hague in Nederland is onderworpen aan heffing van de Nederlandse vennootschapsbelasting. Op grond van artikel 10:121 BW geldt dat als een buitenlandse vennootschap in Nederland vennootschapsbelastingplichtig is, haar bestuurders (en commissarissen) aansprakelijk kunnen worden gesteld conform de regeling van artikel 2:138 BW. Het hof concludeert dan ook dat de curator van Taxi The Hague namens de boedel een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid zou kunnen instellen jegens haar bestuurder (op grond van artikel 2:138 jo. 10:121 BW). Aangezien de bestuurder onder meer niet aan de administratieplicht ex artikel 3:15i BW heeft voldaan, lijkt een dergelijke vordering bij voorbaat kansrijk. Daarmee is voldoende aannemelijk dat Taxi The Hague mogelijk baten zal hebben.

Daarmee is aan beide bovengenoemde voorwaarden voldaan en staat niets meer aan de faillietverklaring van Taxi The Hague in de weg, ook niet dat zij naar Engels recht reeds is opgehouden te bestaan.

Hebt u te maken met een (quasi-)buitenlandse schuldenaar die uw vordering niet betaalt? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Kan de Nederlandse rechter een (quasi-)buitenlandse partij – die in het Verenigd Koninkrijk reeds is ontbonden – failliet verklaren?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief