Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Op 25 mei 2018 heeft de Hoge Raad een voor de faillissements- en (misschien wel relevanter) de incassopraktijk belangrijk arrest gewezen.
Artikel 1 van de Faillissementswet geeft het criterium op basis waarvan een schuldenaar failliet kan worden verklaard. De schuldenaar dient in een positie te verkeren, dat hij heeft opgehouden te betalen. Voor de vaststelling daarvan is vereist dat hij ten minste twee schuldeisers onbetaald laat, waarvan één met een opeisbare vordering. Er moet dus sprake zijn van “pluraliteit van schuldeisers”. De Hoge Raad heeft het pluraliteitsvereiste recent nog bevestigd (zie HR 23 maart 2017). Als er sprake is van pluraliteit van schuldeisers betekent dat echter nog niet automatisch dat de schuldenaar in de toestand verkeert, dat hij heeft opgehouden te betalen (zie HR 11 juli 2008).
In het onderhavige arrest lag de vraag voor of ook aan het pluraliteitsvereiste is voldaan als de schuldenaar weliswaar meerdere schuldeisers onbetaald laat, maar (en hier zit de crux) een derde heeft toegezegd de steunvorderingen te zullen voldoen als het faillissement niet wordt uitgesproken. Voor de volledigheid: in de situatie de leidde tot het onderhavige arrest werd de situatie aan de Hoge Raad voorgelegd dat het faillissement al was uitgesproken, maar dat een derde toezegde de steunvorderingen te voldoen als het faillissement zou worden vernietigd.
De Hoge Raad oordeelt en beantwoordt de vraag als volgt.
“3.4.2 De voor een faillietverklaring geldende eis dat summierlijk blijkt van een steunvordering (het pluraliteitsvereiste), wordt gesteld omdat het faillissement ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder diens gezamenlijke schuldeisers. Met dat doel strookt niet de faillietverklaring van iemand die slechts één schuldeiser heeft. (zie onder meer HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:488, rov. 3.3.2, en HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1681, NJ 2014/407 (ABN Amro/Berzona), rov. 3.4.1)
3.4.3 In overeenstemming met dit laatste behoeft een steunvordering niet opeisbaar te zijn en behoeft de omvang daarvan niet vast te staan. Het enkele bestaan van de vordering op het tijdstip van het uitspreken van het faillissement volstaat. (vgl. het arrest ABN Amro/Berzona, rov. 3.4.2) Waar de steunvorderingen in het onderhavige geval pas zouden worden voldaan na de vernietiging van het faillissement – omdat die voldoening is toegezegd onder de voorwaarde dat die vernietiging wordt uitgesproken – bestaan de steunvorderingen nog ten tijde van de beslissing op de faillissementsaanvraag en is derhalve voldaan aan het pluraliteitsvereiste.”
Het antwoord van de Hoge Raad is duidelijk. Aan het pluraliteitsvereiste wordt ook voldaan als betaling van de steunvorderingen wordt toegezegd, maar dat nog niet is gebeurd, waardoor op het moment van de uitspraak nog meerdere schuldeisers onbetaald zijn gelaten.
Wordt van u of uw onderneming het faillissement aangevraagd? Of hebt u juist een onbetaald gebleven vordering op een schuldenaar? Neem dan contact met ons op. Wij hebben ruime ervaring met dergelijke situaties en zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.