Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 6 juni jl. uitspraak gedaan over de zogenoemde ‘Milieuzone Rotterdam’. De Afdeling bepaalde hierbij, in tegenstelling tot de rechtbank, dat het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om dieselauto’s van voor 2001 en benzineauto’s van voor 1 juli 1992 te weren uit het centrum van Rotterdam weer volledig van kracht is. Een van de doelstelling van dit verkeersbesluit is de luchtkwaliteit binnen de stad zoveel mogelijk te verbeteren.
Een groot aantal eigenaren van oudere benzineauto’s kwam tegen het verkeersbesluit in beroep bij rechtbank Rotterdam. De rechtbank oordeelde op 14 juni 2017 dat het verbod op oude benzineauto’s moest worden teruggedraaid. Kort gezegd kwam het oordeel van deze rechtbank erop neer dat de voordelen van het weren van deze auto’s uit het centrum niet in verhouding staan tot de economische belangen van de eigenaren van desbetreffende auto’s. De rechtbank hield het verbod op de oude dieselauto’s wel in stand. Omdat het gemeentebestuur van Rotterdam in beroep is gekomen tegen deze uitspraak, heeft de Afdeling zich ook over de materie moeten buigen.
De Afdeling oordeelde dat het gemeentebestuur beleidsruimte heeft bij het afwegen van belangen voor en tegen de milieuzone. Dit betekent dat het gemeentebestuur de ruimte heeft om niet alleen de norm in te vullen – namelijk o.a.: een verbetering van de luchtkwaliteit – maar ook de ruimte heeft om een belangenafweging te maken voor en tegen deze verbetering van de luchtkwaliteit. Uiteindelijk is het de taak van de bestuursrechter in deze om te beoordelen of de nadelige gevolgen van dit verkeersbesluit voor betrokkenen niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel dat daarmee wordt gediend.
Uiteindelijk oordeelde de Afdeling dat het gemeentebestuur in dit specifieke geval de belangenafweging goed heeft verricht: de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit zijn niet onevenredig met de daarmee te dienen doelen. Hierbij overwoog de hoogste bestuursrechter dat ondanks het feit dat de milieueffecten van het weren van de oudste en meest vervuilende benzineauto’s an sich niet zo groot zijn, deze wel deel uitmaken van een groter pakket aan maatregelen die de luchtkwaliteit in Rotterdam moet verbeteren. Daarbij past dit beleid in het streven van de gemeente om een zo groot mogelijk effect op de luchtkwaliteit te bereiken met een zo beperkt mogelijk verbod op auto’s.
Door het oordeel van de Afdeling is het gehele verkeersbesluit wederom van kracht geworden (inclusief het verbod voor benzineauto’s van voor 1 juli 1992 om in de milieuzone te rijden). Gemeente Rotterdam moet nu gaan bepalen vanaf wanneer het verkeersbesluit zal worden gehandhaafd. Niet alleen is deze uitspraak interessant gelet op de maatschappelijk implicatie ervan – met name vanwege de milieudoelstellingen die centraal staan in het verkeersbesluit –, ook is het boeiend om te bezien of andere steden zullen volgen. Zo heeft gemeente Amsterdam al meerdere milieuzones vastgesteld (o.a. Milieuzone vrachtauto’s, Milieuzone bestelauto’s en Milieuzone bromfietsen en snorfietsen) en ook in gemeente Utrecht is een milieuzone van kracht (Milieuzone voor oudere personen- en bestelauto’s en vrachtwagens op diesel). Het is afwachten of deze gemeentes de milieuzones zullen uitbreiden en wellicht meerdere gemeentes zullen volgen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.