Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Medio 2015 zijn er diverse belangrijke wijzigingen in de arbeidswetgeving doorgevoerd. De bekendste waren het invoeren van een lijstje ontslaggronden, de introductie van een wettelijke transitievergoeding, en het beperken van de periode waarin op basis van tijdelijke contracten kan worden gewerkt tot twee jaar.
Niet al die wijzigingen zijn even populair; het feit dat alleen nog beeindigd kan worden wanneer de werkgever kan bewijzen dat er sprake is van een situatie die aan één van de in de wet omschreven ontslaggronden voldoet blijkt in de praktijk voor problemen te zorgen. Werkgevers slagen vaak niet in het leveren van het gevraagde bewijs, en dan kan de rechter niet ontbinden, óók niet wanneer eigenlijk iedereen wel duidelijk is dat de arbeidsovereenkomst geen enkele toekomst heeft.
En het feit dat werknemers niet langer dan twee jaar op basis van tijdelijke contracten voor een werkgever mogen werken heeft er, zoals destijds al werd gevreesd, inderdaad toe geleid dat er nu juist eerder afscheid wordt genomen van werknemers dan in de periode dat er nog gedurende drie jaren achtereen op basis van tijdelijke contracten mocht worden gewerkt. Daarbij speelt ook mee dat na twee jaar er bij ontslag een transtievergoeding verschuldigd raakt.
Er ligt nu een wetsvoorstel met de fraaie titel “Arbeidsmarkt in balans“, waarin wordt geprobeerd een aantal oplossingen voor geconstateerde probelemen te bieden.
Zo is het de bedoeling dat er een extra ontslaggrond aan de wet wordt toegevoegd, de zogenaamde “i- grond”, die in zal houden dat er ook beeindigd kan worden wanneer er sprake is van een combinatie van factoren, die ieder voor zich onvoldoende grond voor beeindiging zouden zijn, maar gezamelijk wel de conclusie kunnen dragen dat van de werkgever niet gevergd kan worden dat deze de arbeidsovereenkomst laat voortduren.
De maximale gezamelijke duur van tijdelijke contracten zal, als de wet wordt aangenomen, teruggaan naar drie jaar, en de transitievergoeding zal voortaan verschuldigd zijn ongeacht de duur van de samenwerking. Vaste contracten worden verder aantrekkelijker gemaakt door een lagere ww premie (althans een hogere voor een tijdelijk contract), en de mogelijkheid van een langere proeftijd.
Ook zou nu eindelijk de al lang geleden toegezegde compensatie van transitievergoedingen betaald aan langdurig zieke werknemers wettelijk geregeld worden.
Het wetsvoorstel is nog maar in een pril stadium, dus het staat nog te bezien of hij in volle omvang de status van wet haalt. Het FNV heeft al aangekondigd niet enthousiast te zijn.
De bedoeling is dat de wet in zal gaan in januari 2020.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.