Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Op 27 maart 2018 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een belangwekkend arrest gewezen over de bancaire zorgplicht bij het verstrekken van noodkrediet. Het arrest is op een veelheid van vlakken interessant. Ik beperk mij in deze blog echter tot één aspect, namelijk het verstrekken van noodkrediet en de voorwaarden die de bank daaraan verbindt.
Uit het arrest blijkt dat Rabobank haar noodlijdende en nadien gefailleerde klant Midreth en diens bestuurder en aandeelhouder steeds verdergaande voorwaarden oplegde voor het verstrekken van krediet. Vanwege de slechte financiële situatie van Midreth en de financiële crisis was alternatieve financiering voor Midreth niet mogelijk. Midreth en de bestuurder hadden dus geen andere keuze dan akkoord te gaan met de door Rabobank gestelde zeer nadelige voorwaarden voor financiering. Enkele voorbeelden zijn:
Het hof komt tot het oordeel dat er sprake is van een schending van de bancaire zorgplicht en overweegt als volgt.
“Door onder die omstandigheden (…) de eerste fee (van € 2.000.000) te handhaven en de tweede fee (van € 20.000.000, waarvan aan Rabobank € 5.625.000 toekwam) op te leggen en ten slotte de verplichting tot overdracht van 60% (…) van de aandelen voor € 1 te accepteren, met, ten minste op papier, grote nadelen voor [de bestuurder en de aandeelhouder] en onevenredig grote voordelen voor Rabobank, heeft Rabobank (…) in strijd gehandeld met haar contractuele bancaire zorgplicht onder artikel 2 lid 1 van de ABV 2009 (om bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen en daarbij naar beste vermogen rekening te houden met de belangen van de cliënt). Dit geldt eens te meer wanneer die normschendingen, zoals hier onvermijdelijk, in onderling verband en samenhang worden beschouwd.”
“4.20 Met al het voorafgaande heeft Rabobank ook jegens [de bestuurder en de aandeelhouder] persoonlijk onrechtmatig heeft gehandeld. De door hen geleden schade is het gevolg van een samenhangend geheel van onrechtmatige gedragingen van Rabobank, die niet alleen ertoe hebben geleid dat de waarde van hun aandelen ernstig is aangetast door het onzorgvuldige beleid van Rabobank maar ook tot gevolg hebben gehad dat zij vervolgens die aandelen — onder druk van Rabobank — op een zeer ongunstig tijdstip en tegen een prijs van € 1 hebben moeten verkopen, zodat de door de waardevermindering ontstane schade definitief ten laste van hun vermogen is gekomen en niet meer kan worden opgeheven door een eventuele schadevergoeding van Rabobank aan de vennootschappen van Midreth Groep, terwijl bovendien ten tijde van de aan Rabobank verweten gedragingen hun belangen sterk met die van het concern waren verweven, mede in verband met de door hen in privé gegeven zekerheden en hun afhankelijkheid, voor wat betreft hun inkomen en vermogensvorming, van het door hen opgebouwde, in Midreth groep uitgeoefende bedrijf. Vergelijk HR 2 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2365 (Kip en Sloetjes/Rabobank Winterswijk).”
Het hof veroordeelt Rabobank tot het vergoeden van schade van de aandeelhouder en de bestuurder.
De geschetste situatie is schrijnend en Rabobank wordt – mijns inziens terecht – veroordeeld tot het vergoeden van schade. In de praktijk blijkt dat veel ondernemers en ondernemingen akkoord zijn gegaan met zeer nadelige voorwaarden van hun bank, omdat zij vanwege de financiële situatie niet anders konden. Het Fd schrijft op 29 maart 2018: “Na de kredietcrisis van 2009 hebben veel ondernemers geklaagd over onredelijke eisen die de kredietverstrekkende banken zouden zijn gaan stellen. Tientallen ondernemers weten de ondergang van hun bedrijf aan hun bank. Dat heeft tot een groot aantal rechtszaken geleid, zoals bijvoorbeeld van de eigenaren van het failliete reisbureau Oad tegen Rabobank.”
Voorheen waren het vooral de banken die aan het langste eind trokken in geschillen als deze. Met dit arrest is er mogelijk sprake van een trendbreuk. Het arrest is daarom van groot belang voor partijen die schade hebben geleden doordat hun bank hen, populistisch gezegd, heeft uitgeknepen. Het is zeer wel mogelijk dat zij ook voor vergoeding van hun schade door de bank in aanmerking komen.
Hebt u een vergelijkbaar geschil met uw bank en vraagt u zich af of uw schade voor vergoeding in aanmerking komt? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.