Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) heeft geoordeeld dat New York Pizza een fastfoodketen is en géén restaurant. Hiermee heeft de Afdeling bepaald dat het algemeen bestuur terecht de vergunning heeft geweigerd voor een nieuwe zaak op de hoek van de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam. De omgevingsvergunning is geweigerd omdat het gebruik ten behoeve waarvan deze vergunning is aangevraagd, in strijd zou zijn met het ter plaatse geldende bestemmingsplan (“De Pijp 2005”). Dit gebruik zou namelijk – gezien de aard, omvang en planologische uitstraling daarvan – gebruik ten behoeve van een fastfoodrestaurant zijn. Dit gebruik is expliciet uitgesloten op de betreffende bestemming. New York Pizza voerde het volgende verweer: in het betreffende pand was New York Pizza van plan een ander concept te hanteren dan gebruikelijk is in andere vestigingen van het keten. Hierbij zou niet louter sprake zijn van een afhaalservice, maar zou de locatie zo worden ingericht dat zou worden bevorderd dat klanten ter plaatse een maaltijd zouden kunnen nuttigen. Daarbij betoogde New York Pizza ook dat deze onder meer dan één van de vier in het bestemmingsplan onderscheiden categorieën kon vallen en dat daardoor de definitie van een fastfoodketen niet afdoende was. De vier categorieën omvatten het volgende:
horeca I: fastfoodrestaurants, cafetaria’s, snackbars en shoarmazaken;
horeca II: dancings, discotheken en zaalverhuurbedrijven;
horeca III: cafés en bars;
horeca IV: restaurants, eetcafés, lunchrooms, koffie-/theehuizen en ijssalons.
Op de betreffende locatie rust de bestemming ‘Gemengde doeleinden’ waarbij alleen horeca III en IV zijn toegestaan. Uit de systematiek van de planvoorschriften volgt dat een horecabedrijf slechts onder één van de vier categorieën horeca kan vallen, aldus de Afdeling. Het algemeen bestuur heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat indien een horecabedrijf verschillende activiteiten ontplooit die op zichzelf beschouwd in afzonderlijke categorieën vallen, het horecabedrijf onder de categorie valt die ruimtelijk gezien de meeste hinder veroorzaakt. In de plantoelichting staat dat in een fastfoodrestaurant in de zin van horeca I de activiteit "verkoop van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren" plaatsvindt. Het algemeen bestuur is ervan uitgegaan dat een fastfoodrestaurant door de verkoop van dergelijke etenswaren, ongeacht of die al dan niet ter plaatse worden geconsumeerd, een grotere planologische uitstraling heeft dan een restaurant in categorie IV. De Afdeling oordeelde dat de verkoop van de pizzapunten, welke New York Pizza zoveel faam heeft gebracht, bestempeld is als verkoop van kleine etenswaren die zal leiden tot onder andere hinder door zwerfvuil.
New York Pizza heeft getracht te betogen dat slechts 25% van de omzet zal worden gegenereerd uit de verkoop van deze pizzapunten, maar ving hierbij bot: er waren namelijk geen stukken met concrete gegevens overlegd die dit ondersteunden. Het algemeen bestuur had echter wél gegevens ingebracht waaruit bleek dat een grote balie in de vestiging zou worden gebouwd waaraan direct een bestelling kon worden geplaatst, alsook dat nabij de ingang een grote vitrine zou worden geplaatst waarin de pizzapunten zouden worden uitgestald en welke vanuit de openbare ruimte zichtbaar zou zijn. Voorgaande in combinatie met de locatie – die veel toeristen aantrekt die bekend zijn met het internationale imago van New York Pizza – resulteerde erin dat de verkoop van deze pizzapunten en andere kleine etenswaren bepalend zal zijn voor de planologische uitstraling.
Aangezien detailhandel was toegestaan op de betreffende locatie, heeft New York Pizza ook langs deze weg verweer gevoerd. De Afdeling stelde echter dat het vaste rechtspraak is dat een wezenlijk kenmerk van detailhandel is dat dit inrichtingen dan wel winkels betreft waar dranken en etenswaren uitsluitend worden verkocht en waar niet door middel van bijvoorbeeld de aanwezigheid van zitplaatsen uitdrukkelijk de gelegenheid wordt geboden het gekochte onmiddellijk te nuttigen. Hierom kon deze vestiging van New York Pizza niet worden bestempeld als zijnde detailhandel.
De kans is groot dat de wereldwijde bekendheid van New York Pizza, en de beruchte pizzapunten, de vestiging de das om heeft gedaan. Het is aannemelijk dat hierom de bewijslast voor deze vestiging hoog lag voor het aantonen van het inzetten van een ‘nieuwe koers’. Het is echter maar de vraag of deze vlieger in andere, doch vergelijkbare gevallen, ook niet op zou gaan. De mengvormen in de horeca en detailhandel hebben de laatste jaren een vlucht genomen waardoor grenzen vervagen tussen de verschillende categorieën. Bij het aantonen van het overheersende karakter van de categorie die wel in lijn is met het geldende bestemmingsplan, kan een vergelijkbare zaak heel anders uitpakken dan het geval was voor New York Pizza.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.