Praktijkgebieden: Contracten
U kunt het bijna niet gemist hebben in deze komkommertijd: meer dan 1000 mensen hebben zich bij een juridisch adviesbureau gemeld omdat ze van Leen Bakker een hoogslaper willen afnemen voor 24 euro. Dat was de prijs waarvoor het meubelstuk enige tijd werd aangeboden op de website en in advertentie-banners van de meubeldiscounter. Volgens Leen Bakker kwam dat echter door een technische storing; zij wil niet leveren voor deze prijs. De oorspronkelijke prijs was 319 euro; de klanten moesten toch begrijpen dat het niet de bedoeling was 92% korting te bieden.Wie heeft er gelijk?
Wij zien hier een aardig geval van wat in het overeenkomstenrecht wel “oneigenlijke dwaling” wordt genoemd. Er bestaat een verschil tussen wat één van de partijen heeft willen uitdrukken en wat hij feitelijk heeft uitgedrukt. Is hij nu toch gebonden aan wat hij “gezegd” heeft?
Hier is een wetsartikel voor opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (BW). En niet zomaar eentje. Het is misschien wel het meest onleesbare artikel van allemaal. Niet-juristen slagen er doorgaans niet in het hardop voor te lezen zonder de draad kwijt te raken. Zelf proberen? Dit is de tekst:
Artikel 3:35 BW – vertrouwensbeginsel
“Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.”
Wat staat hier in gewoon Nederlands? “Als jij er redelijkerwijze op mag vertrouwen dat jouw wederpartij werkelijk wilde wat hij zei / schreef, dan word je in dat vertrouwen beschermd. Ook als later blijkt dat hij dat helemaal niet wilde.”
En dus spitst de zaak zich ook hier toe op de vraag: Mochten de klanten van Leen Bakker onder deze omstandigheden redelijkerwijs aannemen dat deze hoogslapers écht met 92% korting werden aangeboden? De rechter zal naar de omstandigheden moeten kijken om de redelijkheid van die aanname te kunnen beoordelen.
Vóór het aannemen van de redelijkheid van het vertrouwen pleiten onder andere: het notoire prijsvechterschap van Leen Bakker, het feit dat de aanbieding op diverse plekken was terug te vinden en het feit dat het best een tijdje duurde voordat de aanbieding werd aangepast. Tegen pleit uiteraard het (belachelijk) hoge kortingspercentage, terwijl er geen sprake was van bijzondere omstandigheden of extra aandacht voor de korting (kreten als “dit is krankzinnig!” of “zo’n korting krijgt u nooit meer!” ontbraken bijvoorbeeld).
De rechter zal het moeten gaan uitmaken, want het juridische adviesbureau en Leen Bakker lijken er niet uit te komen (hoewel Leen Bakker al een korting van 40% op de oorspronkelijke koopprijs heeft aangeboden).Wat daar uit gaat komen? Tegen mijn studenten zeg ik altijd: “Kijk naar wat je eerste reactie is als je zo'n aanbod krijgt. Is die: “dit kan niet waar zijn”, dan is dat waarschijnlijk een juiste constatering. Dat betekent niet dat je het aanbod niet onmiddellijk moet accepteren. Natuurlijk: altijd doen, je weet nooit. Maar dan niet gek staan te kijken als de koop toch nietig blijkt wegens een ongeldig aanbod.”|
(Overigens doet zoiets als dit zich om de paar jaar wel eens voor. Klik hier voor een aardig overzicht bij de NOS.)
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.