Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
In een vorige editie van de Serie bestuurdersaansprakelijkheid behandelden wij de mogelijkheid van een individuele bestuurder om zich te disculperen in het geval het bestuur aansprakelijk wordt gesteld door de vennootschap. In deze blog gaan wij in op een daaraan gerelateerd onderwerp: de onderlinge draagplicht van de individuele bestuurders.
De hoofdregel is dat elke bestuurder tegenover de vennootschap gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn taak, maar dat elke bestuurder voor het geheel aansprakelijk is terzake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hij zich kan disculperen (art. 2:9 BW). Richting de vennootschap is er dus in beginsel sprake van een hoofdelijke verbintenis van de bestuurders. Over de onderlinge draagplicht van de bestuurders voor die hoofdelijke verbintenis zegt art. 2:9 BW verder niets. Ik meen dat voor de onderlinge draagplicht van bestuurders moet worden aangesloten bij de algemene bepalingen daaromtrent in artikel 6:6 e.v. BW.
Op grond van artikel 6:10 BW zijn hoofdelijke schuldenaren ieder voor het gedeelte van de schuld dat hem in hun onderlinge verhouding aangaat, verplicht in de schuld bij te dragen. Als een hoofdelijk schuldenaar meer heeft betaald dan het gedeelte dat hem aangaat, kan hij het meerdere verhalen op zijn medeschuldenaars, telkens voor maximaal het bedrag dat de medeschuldenaar aangaat.
Vanwege de hierboven genoemde regels is het zeer wel mogelijk dat als meerdere bestuurders worden aangesproken uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, hun belangen niet gelijk lopen. Allereerst kan de individuele bestuurder een beroep doen op een disculpatiegrond. En ten tweede, als het disculpatieverweer niet slaagt, kan de bestuurder (op wiens vermogen de vordering is verhaald) op zijn beurt mogelijk verhaal nemen op zijn eveneens hoofdelijk verbonden medebestuurders.
Als u wordt aangesproken uit hoofde van onbehoorlijk bestuur, loont het de moeite om onderzoek te doen naar de disculpatiemogelijkheden en de onderlinge draagplicht. Vanzelfsprekend zijn wij u daarbij graag van dienst. Wij hebben ruime ervaring met het adviseren van bestuurders om aansprakelijkheidsrisico’s te beperken en het procederen aan zowel de kant van de bestuurder als diens wederpartij.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.