Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
In onze blog van 20 maart 2017 schreven wij over de interne aansprakelijkheid van bestuurders. Elke bestuurder is tegenover de vennootschap gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak (art. 2:9 BW). Elke bestuurder is voor het geheel aansprakelijk terzake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hij zich kan disculperen. In deze blog gaan wij in op de mogelijkheid van disculpatie.
Uit art. 2:9 lid 2 BW volgt dat aan individuele disculpatie twee voorwaarden zijn gesteld:
Vanwege het beginsel van collegiaal bestuur is een succesvol beroep op disculpatie niet een makkelijke opgave. Daarvoor zal onvoldoende zijn als een bestuurder (slechts) heeft geprotesteerd tegen het gevoerde beleid. Als de bestuurder blijkt dat een medebestuurder zijn taak niet behoorlijk vervult en daardoor de vennootschap mogelijk onbehoorlijk wordt bestuurd, zal de bestuurder er alles aan moeten doen wat in zijn macht ligt om de gevolgen van het onbehoorlijk bestuur zoveel mogelijk te beperken. Als hij daarin wordt tegengewerkt door zijn medebestuurders zal de bestuurder mogelijk zelfs ontslag moeten nemen.
In 2013 oordeelde de Rechtbank Midden-Nederland in de Landis-zaak als volgt. Een taakverdeling binnen het bestuur kan relevant zijn voor de vraag of een individuele bestuurder aansprakelijk is. Een taakverdeling brengt echter niet zonder meer mee dat bestuurders zich kunnen disculperen louter omdat zij andere taken hadden dan die welke onbehoorlijk werden vervuld. Ook ondanks een taakverdeling mag van een bestuurder van een vennootschap worden verwacht dat hij zich rekenschap geeft van de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor (de gerechtvaardigdheid van) voorgenomen besluiten op het vlak van de kerntaken en dat hij zich op grond daarvan een weloverwogen oordeel vormt als basis voor de besluitvorming die daarover in bestuursverband plaatsvindt. Daarbij past dat, indien de daartoe benodigde informatie feitelijk (vooral) van een medebestuurder afkomstig is, de bestuurder zich jegens die medebestuurder kritisch opstelt en hem zonodig ten behoeve van de eigen oordeelsvorming in detail bevraagt omtrent de genoemde feiten en omstandigheden.
In beginsel kan onkunde niet gelden als disculpatiegrond. Het Hof Amsterdam heeft evenwel op 21 september 2010 arrest gewezen in een zaak over de aansprakelijkheid van de bestuurders van een stichting (Stichting Freule Lauta van Aysma). Het Hof oordeelde dat de taakverdeling binnen het bestuur van de stichting, waardoor het financiële beleid aan de medebestuurder (als penningmeester) werd overgelaten, gecombineerd met het vertrouwen dat de bestuurder, die geen financiële achtergrond heeft, in de medebestuurder had na hun lange samenwerking, ook als disculperende factor kan worden aangemerkt. Het Hof vervolgt met de overweging dat weliswaar van de bestuurder (als zorgvuldig bestuurder) verwacht had mogen worden dat hij zich beter (door zijn medebestuurder) had laten voorlichten en dat hij bij de ondertekening van stukken in verband met diverse transacties meer had doorgevraagd, maar dat deze nalatigheid minder zwaar weegt juist omdat de bestuurders niet de ins en outs van de transacties kende. Tot slot acht het Hof van belang dat de bestuurder zijn werkzaamheden voor de stichting als nevenfunctie zonder vergoeding verrichtte, terwijl niet gebleken is dat hij enig eigen voordeel uit de transacties kon verwachten.
Net als bij zoveel zaken waarover wordt geprocedeerd, gaat het uiteindelijk allemaal om de omstandigheden van het geval. Wordt u geconfronteerd met bestuurdersaansprakelijkheid, dan kan het zeer wel de moeite waard zijn om na te gaan of u zich persoonlijk kunt disculperen. Hebt u vragen? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.