Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De wet verplicht de rechter die moet beslissen over een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst de verzoeker de gelegenheid te geven om het verzoek in te trekken wanneer de rechter aan de ontbindingsbeschikking een vergoeding verbindt die afwijkt van het verzochte (of aangeboden) bedrag. Zowel werkevers als werknemers hebben dit recht wanneer ze de vergoeding die de rechter passend acht te hoog of juist te laag vinden, en “dan maar liever” het dienstverband voort laten bestaan.De transitievergoeding is in de wet verankerd en geeft zelden verrassingen. De billijke vergoeding kan echter véél hoger (of lager) uitvallen dan de verzoekende partij had ingeschat. Het is dus meestal de tegenvallende billijke vergoeding die aanleiding is tot het intrekken van het ontbindingsverzoek. Maar niet altijd, en dat had de kantonrechter in Amersfoort kennelijk even over het hoofd gezien bij het ontbinden van een arbeidsovereenkomst op verzoek van een langdurig zieke werknemer.
Het betrof één van de zaken waarin een werknemer zich op het standpunt stelde dat het verwijtbaar was wanneer een werkgever de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte niet opzegde. Bij invoering van de WWZ in juli 2015 werd ook aan werknemers die na langdurige ziekte werden ontslagen (dit kan na 2 jaar ziekte) een transitievergoding toegekend. Voorheen was het allesbehalve gebruikelijk dat een werknemer die na twee jaar loondoorbetaling uit dienst ging een vergoeding mee kreeg, maar vanaf 1 juli 2015 werd een werkgever die niet ontsloeg, en dus geen transitievergoeding meegaf, plotseling schandelijk gevonden. Dat hij op dit manier de mogelijkheid gaf aan de werknemer om na een geheel of gedeeltelijk herstel weer aan het werk te gaan werd gemakshalve over het hoofd gezien. Kort na juli 2015 werden nogal wat procedures gestart door werknemers die meenden dat hen een ontslag toekwam, want zonder ontslag geen ontslagvergoeding en het “kon toch niet zo zijn” dat hun werkgever, na slechts 104 weken loon te hebben betaald, hen zo maar in dienst liet.Al vrij snel tekende zich in de rechtspraak af dat rechters dat inzicht niet deelden.
Zo ook in deze procedure. Een werknemer verzocht ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte, onder toekenning van de transitievergoeding. De kantonrechter ontbond inderdaad de overeenkomst, maar kende geen transitievergoeding toe. Dat was geen heel verrassende uitspraak, want voor een vergoeding bij ontbinding op verzoek van de werknemer is alleen ruimte voor een transitievergoeding wanneer de werkgever zichernstig verwijtbaar heeft gedragen.De beschikking bevatte niet de gelegenheid het verzoek in te trekken. De werknemer wilde nu hij geen vergoeding kreeg, de arbeidsovereenkomst bij nader inzien liever in stand laten. Hij hoopte nog dat het om een foutje of verschrijving ging en verzocht de rechtbank de beschikking aan te passen. Dat werd geweigerd, omdat de kantonrechter meende dat die gelegenheid alleen hoeft te worden geboden wanneer een gevraagde billijke vergoeding niet zou zijn toegekend.
Toen is hij maar in hoger beroep gegaan.Het Hof (oordeelde gelijk aan de kantonrechter voor wat betreft de hoofdzaak, maar) gaf de werknemer gelijk in zijn stelling dat de kantonrechter ten onrechte geen gelegenheid had gegeven tot het intrekken van zijn verzoek nu hij de transitievergoeding die hij had gevraagd niet had gekregen.Alleen… het wetsartikel dat de rechter verplicht gelegenheid tot intrekken te geven geldt alleen voor de kantonrechter, en niet voor het Hof in een hoger beroepsprocedure. Het Hof kon de fout van de kantonrechter dus niet rechtzetten, zo oordeelde het. De werknemer kreeg niet de gelegenheid om alsnog zijn verzoek in te trekken, want dat zou in strijd zijn met het door de wet gecreëerde systeem, waarin het Hof een door de rechter in eerste aanleg uitgesproken ontbinding niet kan terugdraaien.
Daarmee stond dus vast dat de arbeidsovereenkomst tussen deze werkgever en werknemer was geëindigd. Ook wanneer de man geheel of gedeeltelijk herstelt, kan hij geen aanspraak maken of tewerkstelling bij dit bedrijf. Hoe zeer het ook te rechtvaardigen was dat zijn ontbindingsverzoek is afgewezen, en evenzeer dat hij geen transitievergoeding kreeg, hij had er op mogen rekenen dat hij zijn verzoek mocht terugnemen. Zijn werkloosheid zonder kans op terugkeer zou zelfs tot problemen in de uitkeringssfeer hebben kunnen leiden (als hij niet al een volledige WIA uitkering had ontvangen). Dát is een toch wel erg zuur gevolg van een rechterlijke fout.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.