Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Ik heb er al regelmatig over geblogd: “beroepsWobbers” leggen de bijl aan de wortel van onze transparante democratie. Zij dienen karrenvrachten verzoeken in op basis van de Wet openbaarheid van bestuur. Dat doen ze niet uit belangstelling voor bestuurlijke aangelegenheden, maar in de hoop dat het overheidsorgaan de gevraagde informatie niet op tijd zal kunnen aanleveren. Dan kunnen ze namelijk met een beroep op artikel 4:17 Awb een dwangsom innen die kan oplopen tot 1.260 euro of hoger.
Zoals ik in het tweede hierboven gelinkte blogje aangaf is deze gang van zaken de overheid een doorn in het oog. Dat zou het ons trouwens allemaal moeten zijn, want er wordt op deze manier potentieel dubbel belastinggeld verspild. Allereerst doordat ambtenaren zich bezig moeten houden met zinloos uitzoekwerk (dat in ieder geval). En vervolgens nóg een keer als de aanvrager-die-er-helemaal-geen-belang-bij-had zijn info niet op tijd krijgt. Minister Plasterk wilde dan ook de Wob uitzonderen van bovengenoemd artikel 4:17 Awb. Dat is echter weer teveel van het goede: zo zouden de reële Wob-verzoekers (waaronder legitieme onderzoeksjournalisten) moeten lijden onder de beroeps-Wobbers.
Gelukkig slaat de rechter tegenwoordig regelmatig terug, Collega Björn Mulder blogde eind augustus al over een spraakmakende zaak waarin beroeps-Wobbers zelfs werden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de gemeente Leiden.
Maar een veel-Wobber kan ook anders worden aangepakt, zo demonstreerde de rechtbank Limburg. Het betrof hier een iets andere casus dan in het bovenstaande geschetst. Hier ging het om iemand die niet voor zichzelf optrad maar als gemachtigde voor ontvangers van verkeersboetes. In dat kader werd dan o.a. informatie opgevraagd over de meetapparatuur (het ijkrapport), de wijze van opstelling van die apparatuur, het verkeersbesluit over de “bebording” van de maximumsnelheid, etc. De achtergrond zal hier een iets andere geweest zijn: het de overheid zo lastig mogelijk maken om een verkeersboete geïnd te krijgen. Maar de gemachtigde had wel het recht bedongen zelf eventuele dwangsommen te mogen incasseren.
De rechtbank Limburg deed (in december al) een aantal uitspraken in zaken van deze gemachtigde, waarvan er één is gepubliceerd. De rechtbank overwoog daarin:“Het is de rechtbank uit eerdere zaken bekend dat gemachtigde voor vele cliënten, vele procedures betreffende Wob-verzoeken heeft gevoerd. Hij wordt dan ook geacht te beschikken over ruime kennis en ervaring van het bestuurs(proces)recht en de Wob. Dit wijst erop dat het een bewuste keuze is geweest om de informatieverzoeken op de Wob te baseren.[…]
De rechtbank stelt vast dat in geen enkele beroepsprocedure van gemachtigde van eiser van de zitting van 5 november 2015, waarop ook het onderhavige beroep is behandeld, eiser of eiseres is verschenen. Gelet hierop en gelet op de zeer ruime formulering van de machtiging (zoals genoemd in rechtsoverweging 10) overweegt de rechtbank dat niet valt af te leiden of degene die de machtiging heeft verstrekt zich ervan bewust is dat gemachtigde van eiser optreedt of op zal treden in de procedure waarin de machtiging is gevraagd. Daarnaast is het de rechtbank opgevallen dat uit de machtiging volgt dat eisers door ondertekening gemachtigde machtigen tot het aannemen van vergoedingen voor proceskosten, griffierecht en dergelijke (waaronder ook dwangsommen kunnen vallen) en dat verder niet is gebleken of en in hoeverre gemachtigde vervolgens deze vergoedingen aan eisers uitkeert.”De rechtbank loopt vervolgens nog een aantal omstandigheden langs die allemaal wijzen op het feit dat hier getracht is misbruik te maken van de Wob. Dit leidt uiteindelijk tot de conclusie:“Gelet op het vorenstaande en alle misbruikindicatoren op zichzelf en in samenhang gewogen, is de rechtbank van oordeel dat gemachtigde van eiser de bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen, heeft gebruikt met kennelijk geen ander doel dan om ten laste van de overheid geldsommen te incasseren. Hij heeft die bevoegdheid derhalve gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven zodanig, dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Gemachtigde van eiser heeft misbruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid. Dit geldt evenzeer voor het gebruik van de bevoegdheid om beroep in te stellen, nu dat beroep niet los kan worden gezien van het doel waarmee gemachtigde van eiser de Wob heeft gebruikt. De handelwijze van gemachtigde van eiser moet aan eiser worden toegerekend, aangezien gemachtigde van eiser de betrokken handelingen namens eiser heeft verricht en eiser hem daartoe heeft gemachtigd.”Op deze basis verklaart de rechtbank het onderhavige beroep niet ontvankelijk. De overige door deze gemachtigde ingediende beroepen trof hetzelfde lot, zoals blijkt uit het persbericht dat de rechtbank Limburg (overigens pas deze week) uitbracht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.