Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Werkgevers van zieke werknemers zien meestal met enig ongeduld uit naar het moment waarop hun werknemer weer aan de slag kan; de zieke werknemer heeft immers tijdens ziekte recht op zijn loon – althans een aanzienlijk deel daarvan, en levert daarvoor in ruil geen prestatie. De werkgever weet doorgaans niet (precies) wat de werknemer mankeert. De werknemer hoeft dat niet te vertellen, en de bedrijfsarts, die de re-integratie begeleidt, heeft een beroepsgeheim. Dat maakt dat de verhoudingen weleens wat ingewikkeld kunnen worden, óók tussen werkgever en bedrijfsarts.
Wanneer het UWV op enig moment oordeelt dat de werkgever steken heeft laten vallen bij de re-integratie van een zieke werknemer kan dat er toe leiden dat de werkgever nog een forse periode loon moet blijven doorbetalen, nadat de standaard periode van twee jaar die daarvoor staat is geeindigd.Als die werkgever van mening is dat hij heeft gedaan wat hij kon, en de adviezen van de bedrijfsarts keurig heeft opgevolgd kan de vraag rijzen wie die schade moet dragen. Heeft de bedrijfsarts wellicht verkeerd geadviseerd?
Voor een werkgever is dat heel erg moeilijk vast te stellen. Zijn positie komt er op neer dat de ene arts (de bedrijfsarts) een advies heeft gegeven dat door een andere arts (de verzekeringsarts van het UWV) onjuist wordt genoemd. Slechts een heel enkele keer kan de werkgever er een vinger achter krijgen, en dat is wanneer de verzekeringsarts uitdrukkelijk stelt dat er bepaalde protocollen niet zijn nageleefd door de bedrijfsarts. Maar dergelijke protocollen zijn niet altijd verbindend, artsen, ook bedrijfsartsen, hebben immers de nodige beroepsvrijheid.
Kort geleden oordeelde de rechtbank Midden Nederland dat een bedrijfsarts aansprakelijk was voor de door een werkgever geleden schade als gevolg van een beroepsfout van deze arts: De werkgever was door het UWV een loonsanctie opgelegd wegens het te laat adviseren, aan de zieke medewerker, van psychische bijstand. Het ging om iemand met pijnklachten die (mede daardoor) ook psychische klachten ontwikkelde. De bedrijfsarts had volgens de richtlijnen van zijn eigen beroepsvereniging de medewerker psychische hulpverlening moeten adviseren, en de bedrijfsarts had dat nagelaten. Daardoor was de werknemer mogelijk ernstiger, en mogelijk ook langduriger, arbeidsongeschikt geweest dan bij een goede behandeling het geval zou zijn geweest.
De bedrijfsarts had geen goede verklaring voor het niet opvolgen van de richtlijnen. Zijn verweer kwam er op neer dat dat “toch niets zou hebben geholpen”.De rechter acht hem daarom aansprakelijk voor de geleden schade. De werkgever moet een gedeelte – 20% – van de schade zelf dragen, omdat er op enig moment door een arbeidsdeskundige, werkzaam bij dezelfde arbodienst als de bedrijfsarts, is gedviseerd een deskundigenoordeel bij het UWV te vragen. De werkgever had dat nagelaten, en de gedachtegang was dat als de werkgever wél een deskundigenoordeel had gevraagd, hij eerder had vernomen dat zijn bedrijfsarts de zaak niet goed aanpakte, en zijn schade lager zou zijn uitgevallen.
Werkgevers zijn chronisch ontevreden met de adviezen die zij van hun bedrijfsartsen ontvangen, maar realiseren zich óók dat het feit dat zij nu eenmaal uit de aard der zaak met hun zieke werknemers tegengestelde belangen hebben aan die ontevredenheid bijdraagt, net als de grote achterstand in medische- en feitenkennis.Het kan, zo blijkt uit deze uitspraak, nuttig zijn om de adviezen van de bedrijfsarts eens te leggen naast de adviezen en richtlijnen van de NVAB, en die van STECR. Heeft de bedrijfsarts geen overtuigende reden voor zijn afwijking van die richtlijnen, dan ligt het aanvragen van een deskundigenoordeel bij het UWV in de rede.Al was het dus maar om het eigen aandeel in de schade zoveel mogelijk te beperken.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.