Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Franchise is een veelgebruikte vorm van samenwerking, waar wij eerder al over schreven.
Net als bij iedere samenwerking komt het voor dat na het aangaan van de overeenkomst de resultaten tegenvallen. Wat als de franchisenemer vooraf door de franchisegever van omzetprognoses werd voorzien? Kan de franchisenemer in dat geval rechten ontlenen aan die prognoses? Voor beantwoording van die vraag geldt het Paalman/Lampenier-arrest uit 2002 als standaardarrest. De rechtsregels uit dit arrest werden recentelijk weer bevestigd in een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 3 december 2014. In deze bijdrage worden een aantal voor de praktijk belangrijke punten uit het Paalman/Lampenier-arrest behandeld.
Geen verplichting tot verschaffen prognoseIn beginsel is de franchisegever niet gehouden om de franchisenemer in te lichten omtrent de te verwachten omzet of winst. Uit de aard van de franchiseovereenkomst en de redelijkheid en billijkheid vloeit niet de algemene regel voort dat op de franchisegever een een dergelijke verbintenis rust. Wel kunnen de bijzondere omstandigheden van het geval meebrengen dat de franchisegever daartoe toch gehouden is. Een bijzondere omstandigheid zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat partijen in de franchiseovereenkomst afspreken dat op de franchisegever een dergelijke verbintenis rust.
Fouten in prognose: mogelijk onrechtmatigHoewel de franchisegever in beginsel niet gehouden is de franchisenemer te voorzien van prognoses omtrent de resultaten van de beoogde onderneming, zal de franchisegever, als hij wel prognoses verstrekt, onder omstandigheden onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW), indien hij weet dat deze prognoses ernstige fouten bevatten en hij zijn wederpartij niet op deze fouten wijst. Op deze grond zou kunnen worden aangenomen dat de franchisegever verplicht is de door zijn wederpartij geleden schade te vergoeden.
Van een onrechtmatig handelen is bijvoorbeeld sprake wanneer de franchisegever door of bij het aangaan van de franchiseovereenkomst heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijke verkeer betamelijk is. Daarvoor is meer nodig dan het enkele feit dat de omzetprognose niet op deugdelijke wijze tot stand is gekomen.
DwalingHoewel het in het Paalman/Lampenier-arrest ging niet om de vraag of de franchisenemer de door hem gesloten overeenkomst kon vernietigen op grond van dwaling (artikel 6:228 BW), overwoog de Hoge Raad wel dat een franchiseovereenkomst in beginsel vernietigbaar is op grond van dwaling (artikel 6:228 BW), indien de franchisenemer op het verkeerde been is gezet door fouten in prognoses die de franchisegever heeft verstrekt. Van belang is de woorden “in beginsel” op te merken. Het algemene dwalingsleerstuk is van toepassing, zodat alle omstandigheden van het geval moeten worden meegenomen. Zo was in de zaak die leidde tot de bovengenoemde uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van belang dat de franchisegever een grote, professionele partij is die telkens de franchisenemer heeft voorgehouden dat de prognose door haar eigen ter zake kundige onderzoeksafdeling op zorgvuldige wijze was opgesteld. In die zaak oordeelde de rechtbank dat de franchiseovereenkomst kon worden vernietigid op grond van dwaling. In het geval de dwaling aan de franchisenemer moet worden toegerekend, bijvoorbeeld omdat deze zelf een professionele partij is en zelf een onderzoek heeft uitgevoerd, kan de overeenkomst niet worden vernietigd (artikel 6:228 lid 2).
SamengevatIn beginsel is de franchisegever niet gehouden prognoses te verstrekken aan zijn (beoogd) franchisenemers. Verstrekt hij daadwerkelijk geen prognoses, dan is het aan te raden dat ook zo te benoemen in de franchiseovereenkomst. Verstrekt de franchisegever wel prognoses, dan doet hij er goed aan deze zorgvuldig op te stellen en indien mogelijk de franchisenemer te verplichten zelf een onderzoek te verrichten. Fouten in de prognose kunnen onder omstandigheden leiden tot aansprakelijkheid voor schade van de franchisenemer op grond van onrechtmatige daad of reden zijn de franchiseovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling.
Heeft u vragen over franchise, neem dan gerust contact met ons op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.