Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Op 18 november 2014 heeft het Gerechtshof Amsterdam arrest gewezen in een zaak die draaide om het volgende.
Op 1 mei 2012 is tussen een verhuurder en een huurder een huurovereenkomst tot stand gekomen. De enig bestuurder (tevens enig aandeelhouder) van de huurder heeft de huurovereenkomst namens de huurder ondertekend. Na het aangaan van de huurovereenkomst is er een huurachterstand ontstaan.
Op 11 september 2013 werden de huurder en haar bestuurder door de Rechtbank Amsterdam – op vordering van de verhuurder – veroordeeld tot hoofdelijke betaling (aan de verhuurder) van het bedrag van de huurachterstand (vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten).
Later (na het bovenstaande vonnis van de rechtbank) werd de huurder failliet verklaard.
De bestuurder van de inmiddels gefailleerde huurder komt in hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter en stelt dat zij als bestuurder van huurder niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die de verhuurder heeft geleden doordat de vennootschap een huurachterstand heeft laten ontstaan. Bij de beoordeling sluit het hof aan bij bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad en neemt het tot uitgangspunt dat voor de (externe) aansprakelijkheid van de bestuurder van de huurder vereist is dat haar een voldoende ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt.
Een voldoende ernstig persoonlijk verwijt zal de bestuurder van een rechtspersoon in het algemeen treffen wanneer hij een verplichting aangaat namens deze rechtspersoon terwijl hij weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de rechtspersoon deze verplichting niet zal kunnen nakomen en geen verhaal zal bieden voor de ten gevolge van het uitblijven van de nakoming te lijden schade. Aansprakelijkheid kan ook bestaan als de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt en de bestuurder daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. De bewijsplicht voor het bestaan van dit verwijt rust op de eisende partij (de verhuurder in dit geval).
In het onderhavige geval komt het hof tot de conclusie dat de door de verhuurder aangevoerde omstandigheden niet tot het oordeel leiden dat de bestuurder reeds ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de huurder niet aan haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen zou kunnen voldoen. De enkele omstandigheid dat de bestuurder enig aandeelhouder en bestuurder van de huurder was (en dus van de financiële situatie van de huurder op de hoogte was), maakt dat niet anders. Uit de door de verhuurder aangedragen omstandigheden kan ook niet de verregaande conclusie worden getrokken dat de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de huurder haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakwam en haar daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Het Gerechtshof Amsterdam vernietigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de verhuurder in de kosten van het geding.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.