Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In maart jl berichtte ik over een prejudiciële vraag die de Utrechtse Kantonrechter had gesteld aan de Hoge Raad. De beslissing is recent, op 6 juni jl. al, gegeven.
De vraag ging over wat volgens de wet de “straf” moet zijn voor arbeidsongeschikte werknemers, die weigeren passend werk te verrichten dat hen in het kader van hun re-integratie wordt opgedragen. Meer specifiek zag de vraag op de juiste reactie op mensen die maar een klein gedeelte van hun eigenlijke contractsomvang zouden kunnen werken, en dat niet doen. Verliezen zij hun recht op loon volledig, of uitsluitend over de uren waarin ze hadden moeten werken?
De wet zegt over het recht op doorbetaling van loon tijdens ziekte: “De werknemer heeftt het recht niet voor de tijd gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid (…) niet verricht.”
Die tekst – met name het schuingedrukte gedeelte – werd door sommige rechters streng uitgelegd (“zolang iemand niet volledig doet wat ie moet doen heeft hij geen recht op loon tijdens ziekte”) en door andere rechters wat lankmoediger (“alleen over de uren waarin gewerkt had moeten worden bestaat geen recht op loon tijdens ziekte”).
De Hoge Raad sluit zich in een korte uitspraak bij de strenge leer aan.Hij leest, behalve het artikellid dat ziet op de gevolgen van het weigeren van reintegratie-werk, ook de rest van het wetsartikel, waarin andere gedragingen worden genoemd die kunnen leiden tot het weigeren van loon tijdens ziekte, en constateert dat vaker de term “voor de tijd gedurende welke” wordt gebruikt, en dat daarbij steeds volslagen helder is dat daarmee wordt bedoeld de periode waarin de werknemer het ongewenste gedag vertoont.De Hoge Raad concludeert dat het niet aannemelijk is dat de wetgever uitsluitend in het gedeelte dat over het weigeren van passend werk gaat iets anders met de woorden “voor de tijd gedurende welke” zou bedoelen.
En bovendien wijst de Hoge Raad op parlementaire behandeling van de betreffende wet. Daarin is in 1995 door de wetgever uitdrukkelijk bevestigd dat de sanctie die wordt gesteld op het niet naleven van de regels omtrent reintegratie is “volledige beëindiging van de loondoorbetaling”.
Eindelijk duidelijkheid dus.
Of toch niet helemaal? Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is óók erkend dat die volledige beeindiging van het loon in het geval van een kleine overtreding van de regels onredelijk kan zijn, maar dat de wettekst daarop niet behoefde te worden aangepast omdat werknemers al voldoende beschermd zijn tegen onredelijke toepassing van wettelijke sancties door de algemene eisen van redelijkheid en billijkheid die ons recht kent. Het lijkt dus mogelijk te blijven dat een werknemer zich er met succes op beroept dat in zijn geval, gezien de beperkte ernst van zijn overtreding, volledige stopzetting onredelijk is.Voordat een toepassing van een wettelijk geregelde sanctie onredelijk wordt geacht moet er echter wel heel wat aan de hand zijn; het zal dan moeten gaan om situaties waarin (veel) méér speelt dan uitsluitend het gegeven dat het sneu is voor iemand met een contract voor 40 uur in de week, om zijn volledige loon kwijt te raken omdat hij weigert twee uur per week de door zijn werkgever opgedragen werkzaamheden te komen verrichten.
Al met al is het dus beslist niet langer vanzelfsprekend dat iemand die “slechts” één of twee uur per dag (of week) het werk dat hij in het kader van zijn re-integratie geacht wordt te kunnen doen, niet uitvoert, uitsluitend over die uren zijn loon verliest.Voor de praktijk is die duidelijkheid alleen maar toe te juichen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.