Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
In 2006 heeft de Hoge Raad het bekende Ontvanger/Roelofsen-arrest gewezen dat gaat over benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaald blijven van diens vordering. In dat arrest is uitgemaakt dat in er in zo'n geval naast de aansprakelijkheid van de vennootschap onder omstandigheden ook grond kan zijn voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld, dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dán worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld indien hem een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of een bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval.
In zijn arrest van 4 april 2014 heeft de Hoge Raad zijn norm voor bestuurdersaansprakelijkheid zoals verwoord in het Ontvanger/Roelofsen-arrest bevestigd. Daarbij is meer duidelijk geworden over de invulling van het begrip ‘ernstig verwijt’.
De casus was als volgt. Air Holland I B.V. (hierna: “Air Holland”) heeft dertig vliegreizen verzorgd voor Vlieg Ver Weg B.V. (hierna: de “Vennootschap”). De Vennootschap heeft voor zesentwintig van die reizen betaald, maar de facturen voor de andere vier reizen onbetaald gelaten. De Vennootschap is vervolgens veroordeeld tot betaling aan Air Holland van € 511.639,-. Anderhalf jaar later is Air Holland nog niet betaald en gaat zij failliet. De activiteiten van de Vennootschap zijn inmiddels gestaakt en zijn voortgezet door een groepsmaatschappij. De Vennootschap beschikt vermoedelijk niet over andere activa waardoor de Vennootschap waarschijnlijk onvoldoende verhaal biedt voor de vordering van Air Holland. De Vennootschap heeft twee bestuurders (hierna: de “Bestuurders”).
In deze procedure vorderen de curatoren van Air Holland dat de Bestuurders naast de Vennootschap hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 511.639,-. Aan hun vordering op de Bestuurders leggen zij onder andere ten grondslag dat de Bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld, omdat ofwel sprake is van betalingsonwil bij beide Bestuurders, ofwel zij ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst tussen Air Holland en de Vennootschap wisten dat de Vennootschap niet aan haar verplichtingen kon voldoen en geen verhaal zou bieden.De Bestuurders brengen hier tegenin dat de Vennootschap ook een vordering heeft op Air Holland en dat die vordering waarschijnlijk de vordering van Air Holland zal overtreffen, zodat na verrekening Air Holland geen vordering meer heeft op de Vennootschap.
Het hof heeft de Bestuurders veroordeeld om aan de curatoren het door hen gevorderde bedrag te betalen, verminderd met het bedrag van een deels toegewezen (hierboven genoemde) tegenvordering van de Vennootschap op Air Holland.Met betrekking tot de aansprakelijkheid van de Bestuurders overweegt het hof dat de Bestuurders onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld dat zij goede grond hadden om met voldoende mate van zekerheid te kunnen aannemen dat de tegenvordering de betalingsverplichting van de Vennootschap zou overtreffen en dat aan hen van het (desondanks) bewerkstelligen dan wel toelaten dat de Vennootschap haar betalingsverplichtingen jegens Air Holland niet kon nakomen, een ernstig verwijt kan worden gemaakt.Tegen dat arrest van het hof zijn de Bestuurders in cassatie gegaan.
De Hoge Raad oordeelt dat het erom gaat of de aansprakelijk gestelde Bestuurders wisten of redelijkerwijs hadden behoren te begrijpen dat de door hen bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de Vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. De Hoge Raad vervolgt dat dit betekent dat voor een ernstig verwijt voldoende is dat de Bestuurders ten tijde van het hen verweten handelen of nalaten ernstig rekening hadden moeten houden met de mogelijkheid dat ondanks de gestelde tegenvordering een vordering op de vennootschap zou resteren.
Ook uit dit arrest blijkt weer hoe belangrijk de concrete omstandigheden van het geval zijn bij de vaststelling van de ernst van het verwijt. Voor bestuurders is dan ook niet altijd makkelijk vooraf in te schatten wat wel en wat niet een ernstig verwijt zal opleveren.Mocht u zich geconfronteerd zien met een dergelijke vraag, neem dan gerust contact met ons op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.