Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In eerdere bijdragen hebben we aandacht besteed aan het fenomeen “payrolling”, en hoe rechters steeds vaker aannemen dat werknemers die via een payrollconstructie ergens werken een arbeidsovereenkomst hebben met de organisatie waar ze werken, ondanks het feit dat ze hun loon van een derde – de payroller – ontvangen.
Die tendens bracht ongetwijfeld ( de rechtsbijstandverlener van) een vrouw op ideeën die al dertien jaar op basis van een detacheringsovereenkomst ergens werkte en toen bedankt werd. Kon dat zomaar? Had zij niet “gewoon” een arbeidsovereenkomst met de organisatie waar zij al die jaren voor werkte?
Die organisatie was een klein gemeentemuseum. Haar formele werkgever een door die gemeente gesubsidieerde stichting met een kunstzinnig doel. Het museum had niet de mankracht en omvang om werknemers aan te sturen – er was een bestuur, maar zoals dat vaker voorkomt bij dit soort instellingen was dat een bestuur op afstand. In overleg met de gemeente was daarom afgesproken dat het museumpersoneel werd ingeleend van de betreffende gesubsidieerde stichting. Die stichting was dus de formele werkgever van de vrouw.
Dat betekende dat toen het museum aan de stichting liet weten niet langer gebruik te zullen maken van de diensten van de betreffende medewerkster, de stichting haar arbeidsovereenkomst relatief gemakkelijk kon opzeggen, detacheerders krijgen normaliter tamelijk eenvoudig toestemming van het UWV om op te zeggen wanneer de inlening is afgelopen. Het museum, waar zij dertien jaar voor had gewerkt, hoefde geen verantwoording af te leggen over de beweegredenen om deze medewerkster niet langer in te willen zetten. Kon dat nu zo maar?
Wat payrollen van uitzenden (of detacheren, dat is hetzelfde al klinkt het sjieker) onderscheidt is dat de uitzender de werknemer in dienst heeft met het doel deze elders te werk te stellen – doorgaans om daar aan te verdienen. Een uitzendbureau of detacheerder zoekt de beste kracht voor haar klant, de inlener, en levert die, doorgaans tijdelijk. Uitzenders of detacheerders hebben daarmee, zoals dat heet een “allocatiefunctie” – waarmee wordt bedoeld dat hun doel is hun mensen ergens te plaatsen. Een payrollonderneming wordt uitsluitend tussen een werkgever en een werknemer geplaatst om als administratieve werkgever te dienen. Zij vinden geen plekken voor mensen in hun bestand, bedrijven vinden zelf hun personeel en benaderen vervolgens een payrollbedrijf waar dit personeel dan – letterlijk – op de loonlijst komt. Het payrollbedrijf wordt in juridische zin niet hun werkgever, omdat ze inhoudelijk geen enkele bemoeienis hebben met de werkzaamheden of de werknemer. “Gepayrollde werknemers” hebben dus in juridische zin eigenlijk geen werkgever.
De stichting die de museum medewerkster in dienst had was natuurlijk niet echt te vergelijken met een uitzendbureau, ze had geen personeel in dienst met het doel daar werk voor te vinden bij inlenende ondernemingen, en had daarmee niet werkelijk een allocatiefunctie.Maar dat daaruit, zoals namens de medewerkster werd betoogd, moest volgen dat er dús sprake was van een payroll-constructie, en zij dús in feite in dienst was bij het museum, ging de kantonrechter binnen de rechtbank Midden Nederland te ver. De vrouw had het museum in rechte betrokken om ( onder meer) een ontslagvergoeding te eisen.
Payrolling heeft, zo blijkt uit veel uitspraken, een slechte reputatie bij rechters, er hangt voor hen kennelijk te veel de geur aan dat men door een payrollbedrijf in te schakelen werknemers tracht te benadelen. Deze rechter oordeelde vrijwel letterlijk dat het hier ging om keurige partijen die keurige afspraken met elkaar hadden gemaakt, en dat er dús geen sprake van payrolling was geweest.Detacheren moet gewoon kunnen, zo oordeelde de rechter, óók wanneer er in feite dertien jaar lang voor de zelfde organisatie was gewerkt. Het museum werd dus niet aangemerkt als ‘feitelijke werkgever’ en was haar voormalig medewerkster niets verschuldigd.
De vrouw bleef dus met lege handen achter. Vreemd? Dat valt eigenlijk wel mee. Anders dan werknemers die betaald krijgen door een payrollbedrijf hebben gedetacheerde werknemers een arbeidsovereenkomst. In dit geval droeg de stichting de volledige verantwoordelijkheid als werkgever voor deze vrouw. Zij kan dus, wanneer zij vindt dat er aan het ontslag bezwaren kleven – bij voorbeeld het gegeven dat haar geen ‘fatsoenlijke’ beëindigingsregeling was betaald – de stichting in rechte betrekken.
Waarom zij dat niet gedaan heeft en heeft gekozen voor de enigszins geforceerd aandoende procedure tegen (uitsluitend) het museum wordt in de uitspraak niet duidelijk. Dat is jammer. Het lijkt er nu een beetje op dat zij (lees: haar gemachtigde) iets té gretig aansluiting heeft gezocht bij de recente uitspraken over payrolling waarbij de inlener als werkgever is aangemerkt. Kern van veel van die uitspraken is nu juist dat payrolling iets anders is dan uitzenden/detacheren. Het lag dan ook weinig voor de hand dat de rechter een detacheringsconstructie, die wettelijk geregeld en geaccepteerd is, zou behandelen als een zo verguisde payrollconstructie.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.