Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Twee jaar geleden schreef ik over de mogelijkheid die was gecreëerd voor lagere rechters om een rechtsvraag waarmee zij zich geconfronteerd zien aan de Hoge Raad voor te leggen. Doel van die mogelijkheid is te voorkomen dat er rechtsonzekerheid ontstaat wanneer de lagere rechters het oneens zijn.
Kort geleden heeft de Utrechtse kantonrechter van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Hij was niet de eerste rechter die, zoals dat heet een “prejudiciele vraag”voorlegt aan het hoogste rechtscollege, maar wel één van de eersten, en de vraag die hij stelt is een interessante.
Hij moest oordelen over een onderwerp dat de gemoederen danig bezighoudt, en waarover onenigheid bestaat in de rechtspraak: de mate waarin loon mag worden gestopt voor arbeidsongeschikte werknemers tijdens “deeltijd re-integratie”. Wanneer een werknemer arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk dient hij, wanneer de bedrijfsarts hem daartoe in staat acht, passend werk te verrichten ter bevordering van zijn re-integratie. Wanneer hij dat niet doet verspeelt hij zijn recht op loon. De wet stelt over het recht op loon tijdens ziekte:“De werknemer heeft het (…) recht niet voor de tijd, gedurende welke hij (…) zonder deugdelijke grond passende arbeid (…) niet verricht.”
Dat lijkt heel duidelijk.Heel gebruikelijk is echter dat iemand eerst maar eens voor een paar uurtjes per week aan het werk gaat en vervolgens zijn activiteiten “tijdscontingent” uit- en opbouwt.Verspeelt nu een werknemer die – zeg – twee uur per dag wordt geacht te re-integreren, maar dat niet doet, zijn volledige loon? Of alleen het loon over de uren waarin hij had moeten re-integreren? Dit is de vraag die de kantonrechter aan de Hoge Raad heetf gesteld.
Beide opvattingen worden in de praktijk gehuldigd, en voor beide is wel iets te zeggen.De strenge leer – helemaal geen loon – wordt aangehangen door rechters die stellen dat de plicht van arbeidsongeschikte werknemers is dat zij moeten doen wat nodig is om zo snel mogelijk te re-integreren. Wie een gedeelte van zijn normale werktijd kan werken (in aangepast werk) en dat zonder goede reden niet doet, schendt die plicht. Niet een beetje, maar helemaal.De wat “rekkelijker” rechters menen dat wie maar twee uur kan re-integreren, niet meer dan voor twee uur gestraft kan worden. Iemand helemaal geen loon betalen omdat hij een klein gedeelte van de dag re-integratiewerk kan verrichten is in hun ogen eenvoudigweg niet redelijk.
De rekkelijken en de preciezen leggen de woorden “voor de tijd gedurende welke” anders uit: de strenge rechters lezen daar dat over de periode waarin iemand niet re-integreert hij (überhaupt) geen recht heeft op loon, en de lankmoedige rechters dat iemand over de uren dat hij niet re-integreert zijn recht op loon verspeelt.
Het Hof Amsterdam hoort op dit moment bij de rekkelijke rechters, het Hof Arnhem/Leeuwarden bij de preciezen. Voor rechtzoekenden is dus op dit moment hun woonplaats doorslaggevend bij het oordeel dat ze kunnen verwachten. Dat is een onacceptabele situatie, en het is daarom toe te juichen dat deze kantonrechter van de mogelijkheid de Hoge Raad te raadplegen gebruik heeft gemaakt, de lagere rechtsspraak zal immers het antwoord van de Hoge Raad volgen.
Van het oordeel van de Hoge Raad zal uiteraard melding worden gemaakt in onze blog.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.