Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Uit onderzoeken blijkt met enige regelmaat dat wanneer een juridisch geschil wordt voorgelegd aan een groep “doorsnee burgers”- wat dat ook precies mogen inhouden, maar in ieder geval zonder specifieke juridisch kennis – met het verzoek daarover een oordeel uit te spreken alsof ze de rechter waren, hun oordeel meestal vergaand overeenkomt met dat van de professionele rechter.
Dat is bemoedigend, want het betekent dat Nederlandse rechters in grote mate overeenkomstig in de maatschappij levende opvattingen oordelen. In feite horen onze wetten en regels, en dus ook onze rechtspraak, natuurlijk ook een weergave te zijn van wat binnen onze maatschappij als normaal en gepast wordt ervaren. Juristen spreken van “hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk wordt geacht”.
Soms zien we een casus voorbijkomen die geknipt zou zijn voor zo'n onderzoeks-experiment.
Een werknemer van een financieel adviesbureau heeft van zijn werkgever diverse cursussen moeten volgen. Zijn baas heeft die cursussen betaald, en in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat wanneer de werknemer de arbeidsovereenkomst opzegt en het bedrijf verlaat, hij de cursuskosten terug moet betalen. Dat type afspraak is niet ongebruikelijk, werkgevers hebben immers liever niet dat een volgende werkgever de vruchten plukt van de door hen betaalde opleiding.
Dan wordt de vergunning van het bureau door de AFM ingetrokken, het moet zijn activiteiten staken. De werknemers krijgen te horen dat ze ontslagen zullen worden. 'Onze' werknemer vindt gelukkig snel een nieuwe baan en zegt de overeenkomst met het adviesbureau op, met ingang van de dag erna. In zijn ontslagbrief vermeldt de werknemer uitdrukkelijk dat deze ontslagdatum in overleg met zijn werkgever is vastgesteld. Op grond van de wet zou de werknemer eigenlijk een opzegtermijn van een maand in acht hebben moeten nemen. De wet definieert ook de straf op het niet in acht nemen van de opzegtermijn: een schadevergoeding ter hoogte van het loon over het niet in achtgenomen gedeelte van de opzegtermijn.
Een tijdje later vindt de eindafrekening plaats. En dan blijkt dat de werkgever op het bedrag dat hij nog verschuldigd is aan loon, vakantiegeld en vergoeding voor vakantiedagen etc. alle kosten voor alle gevolgde cursussen inhoudt, én een maand loon.Het lesgeld omdat de werknemer heeft opgezegd, en de maand loon omdat de werknemer de opzegtermijn niet in acht heeft genomen.De werkgever beroept zich dus op de letterlijke tekst van de arbeidsovereenkomst, en op de letterlijke tekst van de wet.
Hoe zou op de gemiddelde verjaardag over deze werkgever geoordeeld worden?De meeste mensen zullen toch vinden dat een werkgever die al heeft laten weten dat hij zijn personeel moet ontslaan in zijn handen mag knijpen wanneer werknemers zelf vertrekken. En ook wanneer ze dat, als er toch niet meer gewerkt kan worden, met onmiddellijke ingang doen. Dat bespaart hem, naast de kosten (ontslagvergoedingen) en moeite (ontslagprocedures) immers het loon dat anders over die opzegtermijn betaald had moeten worden. Hij had helemaal geen belang bij een opzegtermijn, want er hoefde geen werk af te worden gemaakt, en ook geen nieuw personeel aangezocht te worden. Bovendien: de werknemer stelt dat zijn werkgever met het onmiddellijke vertrek instemde. Als dat volgens de werkgever niet juist was dan had hij toch meteen aan de bel kunnen trekken? Het ligt ook nogal niet voor de hand dat ie ingestemd heeft!En dat wie anders zelf had moeten ontslaan en dan dat cursusgeld kwijt was geweest, nu met goed fatsoen de kosten van verplicht gestelde cursussen terug claimt omdat technisch gezien nu de werknemer ontslag heeft genomen zullen ook niet veel mensen door de beugel vinden kunnen.
En hoe oordeelt de rechter?Gelukkig in grote lijnen het zelfde. De rechter heeft nog een andere reden om de werknemer gelijk te geven, en dat is dat de regeling voor studiekosten in het contract niet aan de daaraan doorgaans in de rechtspraak gehanteerde eisen voldeed. Maar grappig genoeg noemt de rechter dat een beetje “tussen neus en lippen door”. Kennelijk vindt hij ook de aperte onredelijkheid van de opstelling van de werkgever eigenlijk het belangrijkst. Net een gewoon mens, die rechter!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.