Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De nieuwe – per 1 januari as in te gane – regels voor vakantiedagen leiden tot de nodige vragen. Niet iedereen lijkt zich de strekking van de wijzigingen te realiseren.Met name de impact van de forse inkorting van de vervaltermijn lijkt niet iedereen duidelijk.
De nieuwe verjaringstermijn voor de wettelijke vakantiedagen (vier werkweken per jaar) is zes maanden na het jaar waarin de vakantiedagen zijn opgebouwd. Let wel, met “jaar” wordt in dit verband “kalenderjaar” bedoeld (lees maar na in het nieuwe art.7:642a BW). Dat wil dus zeggen dat dagen die in 2012 zijn opgebouwd per 1 juli 2013 vervallen. Ofwel, op 1 juli van enig kalenderjaar kan de werknemer maximaal twee vakantie-weken bijeen hebben gespaard! De sinds zijn zomervakantie van het jaar ervoor opgespaarde dagen zijn in rook opgegaan…Om in juli of augustus, toch de traditionele (school)vakantie-periode, langer dan twee weken op vakantie te kunnen, heeft een werknemer voortaan ofwel extra, bovenwettelijke, vakantiedagen nodig, of een begripvolle werkgever die bereid is afwijkende afspraken te maken.
Deze, op zijn zachtst gezegd, wel érg korte termijn, geldt niet voor de zgn “bovenwettelijke” vakantiedagen. Dat zijn dagen die boven het wettelijke minimum zijn toegekend, op basis van een CAO of individuele afspraken. Deze dagen blijven vijf jaar staan.
Een verstandig werknemer zal dus steeds willen afwegen welke voorraad hij wil aanspreken, en de dagen die het langst geldig bijven het laatst opmaken. Voor werkgevers betekent dit dat er extra administratie gevoerd moet worden om vast te leggen welke dagen de werknemer heeft opgenomen.
De vraag rijst of dit nu werkelijk de bedoeling van de wetgever is geweest. Het doel van de regeling was het tegengaan van “stuwmeren” aan vakantiedagen, omdat die met zich brengen dat werkgevers vaak forse bedragen moeten uitbetalen bij uit dienst treden van werknemers die flink dagen gespaard hebben.
Alleen, dit zal juist plaatsvinden in branches met veel extra dagen; wie maar vier weken vakantie per jaar heeft zal niet snel een stuwmeer kunnen opbouwen. Welke verbetering wordt nu bereikt door juist de wettelijke dagen te laten vervallen en de extra dagen lang geldig te laten? Erg eerlijk komt het al met al niet over.
Los daarvan betekent deze wet voor de praktijk dat er veel meer dan voorheen geregeld en afgesproken zal moeten worden. Werknemers willen nu eenmaal niet allemaal in juni met zomervakantie, werkgever zullen dat ook niet willen, en dus zullen er afspraken moeten komen over het geldig blijven van vakantiedagen.
In hoeverre werkgevers, die als gevolg van deze wet ook al langdurig zieke werknemers vakantiedagen moeten toekennen, zich door de korte vervaltermijn gecompenseerd voelen valt te betwijfelen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.