Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In de WW – werkloosheidswet – is een uitgebreide en behoorlijk ingewikkelde definitie van het begrip werkloos opgenomen.(Het klinkt zo logisch; werkloos ben je wanneer je geen werk hebt. Maar lang niet iedereen die geen werk heeft kan in aanmerking komen voor een WW uitkering. Daarvoor moet je – héél kort weergegeven – lang genoeg verzekerd zijn, minder werk te doen krijgen, en over de uren waarin je niet meer werkt ook niet betaald krijgen. Met andere woorden; je moet urenverlies en loonverlies lijden. Je baan as such hoef je niet kwijt te raken.)Is eenmaal vastgesteld dat je werkloos bent in de zin van de WW, moet de hoogte van de uitkering worden vastgesteld, een percentage van het verloren loon, maar met een maximum.Ook dat is weer ingewikkelder dan je op het eerste gezicht zou denken.
Het is daarvoor dus eerst van belang te bepalen hoeveel arbeidsuren iemand kwijtraakt. Voor wie steevast 40 uur per week werkt(e) is dat niet zo ingewikkeld, voor mensen met een wisselend aantal uren kan het wat moeilijker liggen, voor hen moet een gemiddelde worden berekend. Daarvoor wordt gekeken naar de 26 weken die aan het moment van urenverlies voorafgingen. Voor de gemiddelde hoogte van het loon wordt gekeken naar de 12 maanden die aan het moment van urenverlies voorafgingen.
Een boekhoudster was op 1 oktober 2008 op non actief gesteld door haar werkgever met wie zij in onderhandeling was over het beëindigen van haar dienstverband. Ze hoefde dus niet te werken, maar ontving wel haar loon. Een vrij veel voorkomende situatie. De beëindiging vond vervolgens per 1 december 2008 plaats. Vanaf 1 december 2008 werd ze dus werkloos en kreeg recht op een WW uitkering. Maar voor de hoogte van haar uitkering werd voor het gemiddeld verloren aantal uren en het verloren loon gekeken naar de periode voorafgaand aan 1 oktober 2008. Dat pakte voor deze werkneemster ongunstig uit. Zij was nog maar kort in dienst en zou, als de peildatum de werkloosheidsdatum zou zijn geweest, op een hoger urengemiddelde zijn uitgekomen – en dus een hogere uitkering hebben gekregen.
Wat haar met name als oneerlijk trof was het feit dat als zij de laatste twee maanden niet op non actief zou zijn gesteld maar vakantie had opgenomen, er geen sprake zou zijn geweest van urenverlies op 1 oktober 2008. Zij had nota bene in ruil voor het niet hoeven werken al zijn vakantiedagen opgegeven. Het UWV was echter niet te vermurwen, en de zaak werd aan de rechter voorgelegd. Die gaf de vrouw gelijk, de periode waarin niet werd gewerkt was meer gelijk te stellen met vakantie dan met een schorsing, zo werd geoordeeld; als zij zou hebben gewild zou ze vast wel hebben mogen werken.Het UWV ging in hoger beroep en kreeg van de Centrale Raad van Beroep alsnog gelijk. En, hoe sneu voor de werknemer wellicht ook, terecht. De wet is namelijk weliswaar ingewikkeld, maar ook duidelijk. Urenverlies is urenverlies. En het was duidelijk – heel anders dan bij een vakantie situatie – dat het verlies aan uren op 1 oktober definitief was. De afspraak was dat zij thuis kon blijven tot de arbeidsovereenkomst eindigde, en dat de overeenkomst zou eindigen stond toen al vast.Het is vaste jurisprudentie dat bij de beoordeling of, en wanneer, er sprake is van urenverlies wordt gekeken naar de feitelijks situatie, en niet naar hoe partijen die situatie verkiezen te benoemen. “Vakantie”, “vrijstelling van werk”, “non activiteit” of “schorsing”; vrijwillig of gedwongen, het is de WW om het even. Nemen werkgever en werknemer per saldo afscheid van elkaar, dan is er vanaf dat moment sprake van verlies van arbeid.In situaties waarin niet al een half jaar of langer in het zelfde aantal uren is gewerkt kan dit een omstandigheid zijn om rekening mee te houden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.