Praktijkgebieden: Mediarecht
Mijn meer bestuursrechtelijk georiënteerde collega’s Claudia Koenen en Sebastiaan Levelt schreven er al eerder over: sinds 1 oktober vorig jaar kan traag beslissen de overheid geld kosten. Op die datum traden de nieuwe artikelen 4:17 en volgende van de Algemene Wet Bestuursrecht in werking. Deze bepalen dat als een “beschikking op aanvraag” niet tijdig wordt gegeven, de aanvrager van het betreffende bestuursorgaan een dwangsom kan vorderen die in eerste instantie kan oplopen tot 1.260 euro.
Deze week werd (voor zover ik weet voor het eerst) gedemonstreerd dat dit niet alleen leuk is voor de burger die snel aan de slag wil met zijn dakkapel of kippenhok, maar dat ook de media hier hun voordeel mee kunnen doen. Een journalist van het het Financieel Dagblad deed namelijk een beroep op dezelfde regeling vanwege het uitblijven van een beslissing op een ingediend WOB verzoek en incasseerde inderdaad de (in eerste instantie) maximale dwangsom van 1.260 euro, plus nog eens 503 euro aan compensatie voor gemaakte kosten. Hij had informatie gevraagd bij VWS over de aanschaf van de Mexicaanse-griepvaccins en daar niet tijdig een besluit over gekregen.
Nu verkeer ik beroepsmatig nogal eens in kringen van onderzoeksjournalisten en weet ik uit dien hoofde dat het soms inderdaad maanden kan duren voordat op een WOB-verzoek wordt beslist. En dit terwijl een beschikking terzake volgens de wet in beginsel binnen vier weken moet zijn gegeven (WOB, art. 6). Dat was overigens voorheen twee weken, maar is tegelijk met de invoering van deze dwangsommen voor de zekerheid maar even verdubbeld. Ook deze termijn wordt in de praktijk echter regelmatig niet gehaald.
Dus onderzoeksjournalisten opgelet! Wat de FD journalist kon, kunt u ook! Krijgt u niet binnen vier weken antwoord, stuur dan meteen een briefje naar het bestuursorgaan waarin u dat constateert en het bestuursorgaan expliciet in gebreke stelt. Door dat briefje te sturen gaat de termijn van artikel 4:17 AWB lopen en beginnen na veertien dagen dwangsommen te vervallen. De eerste 14 dagen 20 euro per dag, de volgende 14 dagen 30 euro per dag en dan nog eens 14 dagen 40 euro per dag. Maximaal 1.260 euro dus, als u acht weken na uw briefje nog niets heeft.
Maar let op: lees ook nog even het blogje van collega Levelt! U kunt twee weken na het indienen van uw briefje óók meteen in beroep bij de rechtbank (afdeling bestuursrecht). Is het besluit op uw WOB-verzoek nog steeds niet genomen, dan moet de rechtbank het bestuursorgaan opleggen dat alsnog binnen twee weken te doen en een dwangsom opleggen voor het geval dat dan nog steeds niet is gebeurd. En die dwangsommen kunnen veel hoger oplopen dan die 1.260 euro!
Als rechtgeaard onderzoeksjournalist gaat het u natuurlijk niet om het geld. Bedenk dan dat het bestuursorgaan echt wel wat harder voor u zal gaan lopen als hen potentieel duizenden euro’s boven het hoofd hangen. U heeft het gereedschap voor die dreiging in eigen hand.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.