Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een door de crisis getroffen bouwbedrijf moest reorganiseren. Het sloot een sober sociaal plan met vakorganisaties, er was geen geld voor gebruikelijke (hetgeen nog steeds wil zeggen: op de kantonrechtersformule gebaseerde) afvloeiingsregelingen.
Binnen de bouw is het tamelijk gebruikelijk dat werknemers gebruik maken van vroegpensioen. Het sociaal plan ging er daarom van uit dat werknemers die deze mogelijkheid hadden daar ook daadwerkelijk gebruik van maakten. Het idee was kenneljik dat deze ouderen er dan “goed genoeg” aan toe waren en kende alleen jongere af te vloeien werknemers een aanvulling op hun WW uitkering toe. De zestigplussers kregen slechts één maandsalaris.
Een (bijna) 62 jarige administrateur was echter helemaal niet van plan geweest om al met vroegpensioen te gaan. Hij vond het bepaald oneerlijk dat hij een grotere inkomens terugval zou lijden dan zijn jongere af te vloeien collega’s (voor wie onder het maximum dagloon verdient is een WW uitkering 70% – eerst zelfs nog 75% – van het laatstverdiende loon, zijn pensioen kwam slechts uit op 65 % daarvan), daarvan anders dan zijn jongere collega’s de rest van zijn leven nadeel zou ondervinden in de vorm van een fors lager pensioen dan wanneer hij door had kunnen werken tot zijn 65e (bij (vroeg)pensioenregelingen is het immers meestal zo dat hoe langer je doorwerkt, hoe hoger de uitkering wordt) én op dat inkomen geen aanvulling zou ontvangen waar jongere werknemers die wel ontvingen.
De kantonrechter in Den Bosch was dat met hem eens, en kende hem bij wijze van vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag alsnog een vergoeding toe waarmee hij zoveel als mogelijk in een vergelijkbare positie kwam te verkeren als jongere werknemers: de zelfde suppletie, tot zijn 65e. Met aftrek van die ene maand. Dat dan weer wel.
Doorgaans volgen kantonrechters afvloeiingsregelingen die met vakbonden overeen zijn gekomen. De hier overeengekomen regeling achtte deze kantonrechter in strijd met een zo elementair rechtsbeginsel, het verbod op leeftijdsdiscriminatie, dat hij de regeling zonder meer van tafel veegde.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.