Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Ontslag op staande voet is vrijwel steeds een lastige, zo niet zenuwslopende, aangelegenheid voor werkgevers. (Voor de betrokken werknemers naar we mogen aannemen ook, maar om geheel andere redenen.)De rechtspraktijk stelt strenge eisen waar werkgevers aan moeten voldoen om een dergelijk ontslag geldig te laten zijn: het moet snel worden gegeven (“onverwijld”) terwijl intussen wel alle omstandigheden van het geval, inclusief de persoonlijke omstandigheden van de medewerker mee moeten worden gewogen in de beslissing. Dan moet de reden tot het ontslag ook nog snel, en correct, aan de werknemer worden meegedeeld. De reden die wordt medegedeeld “fixeert” daarbij volgens vaste jurisprudentie de ontslaggrond: het is niet toegestaan om later de opgegeven reden aan te passen of te wijzigen. Dat kan vervelend uitpakken wanneer de werkgever later tot de conclusie komt dat hij hetgeen hij de werknemer kwalijk neemt misschien iets adequater had kunnen verwoorden.
Het bevestigen van de ontslaggrond was het probleem in een zaak waarin de Hoge Raad er zelfs aan te pas moest komen: een schoonmaakbedrijf droeg een schoonmaker op om telefooncellen en dergelijke schoon te maken. Hij reed, in zijn eentje, met een auto in een bepaald gebied van het ene schoon te maken object naar het andere. De enige manier waarop zijn werkgever een oogje in het zeil kon houden was aan de hand van dagrapporten en een kilometerregistratie die de werknemer moest bijhouden. De werknemer deed dat niet bepaald nauwgezet; zijn stelling is dat hij meende (te mogen geloven) dat het voldoende was wanneer hij benadering opschreef wat hij op een dag zoal gedaan had. Hij had in de jaren daarvoor steeds met collega’s samengewerkt en was niet gewend een dergelijke registratie bij te moeten houden. Hem was niet bekend waarom het zo belangrijk zou zijn dat de werkgever exact kon nagaan hoeveel tijd hij precies per object bezig was geweest en hoelang hij exact tussen twee schoonmaakklussen onderweg was. Hij had een aantal maanden voor het ontslag, ongeveer vier maanden nadat hem deze werkzaamheden waren opgedragen, wel een waarschuwing gekregen, maar die zag niet op het niet juist invullen van de werklijsten.
Het schoonmaakbedrijf dacht daar anders over, achtte haar belang bij juiste registratie, ook al voor planning en facturatie, evident en merkte zelfs toen zij, een paar maanden na de waarschuwing, vaststelde dat de man op enig moment niet was geweest waar hij volgens zijn rapport had moeten zijn, het onjuist invullen van de rapporten aan als “fraude” en ontsloeg hem op staande voet op die grond.
De kantonrechter vond dit, met de ontslagen schoonmaker, wat al te gortig. “Fraude” is immers niet alleen een zwaarbeladen term, het is een strafrechtelijk begrip dat op deze slordigheid niet kon worden toegepast. Er moet dan immers opzet in het spel zijn om een ander bewust ten eigen voordele te misleiden. Daarvan was in dit geval geen sprake – althans, dat kon het schoonmaakbedrijf niet hardmaken.Dat ging echter in beroep, en kreeg daar van het Hof alsnog gelijk: de werknemer had heus wel begrepen dat hij ontslagen werd wegens het onjuist invullen van de rapporten, terwijl hij wist of had moeten weten dat een juiste invulling voor zijn werkgever van belang was. De term “fraude” moest niet zo letterlijk genomen worden. De Hoge Raad bevestigde de lezing van het hof.
Toch moet uit deze zaak de les worden geleerd dat ontslagbrieven niet moeten worden geschreven terwijl de schrijver boos is. Deze werkgever had zich veel kosten en moeite, en een jarenlange procesgang, kunnen besparen door de neiging tot indrukwekkende woorden te onderdrukken, en in de brief eenvoudig te vermelden dat de man werd ontslagen wegens het onjuist invullen van dagrapportage en kilometerregistratie. Om over het risico op de gevolgen van een andersluidend oordeel nog maar te zwijgen – en dat had best gekund, de Advocaat Generaal bij de Hoge Raad, toch niet de eerste de beste, was bij voorbeeld van oordeel dat “fraude” als ontslaggrond onvoldoende duidelijk was geweest voor de werknemer.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.