Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In oktober 2006 is de werkloosheidswet (WW) gewijzigd; sindsdien hoeven werknemers zich niet meer te verzetten tegen ontslag om te voorkomen dat hun op dat ontslag volgende werkloosheid verwijtbaar wordt geacht.
Een WW uitkering wordt nu alleen geweigerd (of gekort) wanneer een werknemer zonder dat daar een noodzaak voor bestond zelf het initiatief tot beëindiging heeft genomen, of wanneer hij zich schuldig heeft gemaakt aan gedrag dat tot ontslag op staande voet had kunnen leiden.
Conflicten over (het weigeren of korten van) WW uitkeringen spelen tussen voormalig werknemers en het UWV. Is een burger het niet eens met een beslissing van het UWV, een overheidsorgaan, dan moet hij bezwaar aantekenen, als dat niet helpt in beroep bij de rechtbank, en wie daar ongelijk krijgt kan naar de Centrale Raad van Bereoep, de hoogste rechter in kwesties van Sociale Zekerheid.
Ambtelijke molens malen niet zo snel; op 18 februari jl zijn pas de eerste uitspraken van de CRvB gekomen over de manier waarop het UWV omgaat met het “nieuwe” begrip verwijtbare werkloosheid. Wel zijn het er meteen zes.Die uitspraken bieden (gelukkig) weinig schokkends:
Wie naar het oordeel van de kantonrechter in de ontbindingsprocedure zich schuldig heeft gemaakt aan gedrag dat een dringende reden voor onmiddellijke beëindiging oplevert (i.c. werknemers slaan en geld afpersen), en noch in die procedure noch daarna aannemelijk maakt dat de feiten in werkelijkheid anders lagen, is verwijtbaar werkloos. Het UWV moet zo nodig eigen onderzoek doen, maar mag de uitspraak van de kantonrechter als uitgangspunt nemen.
Als niet op staande voet is ontslagen, en ook niet wegens een dringende reden is ontbonden, kán er weliswaar sprake zijn van verwijtbare werkloosheid, maar het UWV heeft dan wel wat aan te tonen: uit eigen onderzoek moet dan blijken dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan gedrag dat een ontslag op staande voet had kunnen dragen. Niet de vorm waarin de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gegoten is van belang, maar de daadwerkelijke reden die aan die beëindiging ten grondslag ligt. Wanneer, zo bleek uit een andere uitspraak, een kantonrechter na een “op de gang” bereikte overeenstemming niet op grond van de eerst door de werkgever opgegeven dringende reden heeft ontbonden maar – zonder vergoeding – wegens “incompatibiliteit” en het UWV komt te beschikken over gegevens die aantonen dat de oorspronkelijke reden die aan het verzoek ten grondslag lag tóch juist was, kán een uitkering wegens verwijtbare werkloosheid geweigerd worden. UWV en de bestuursrechter zullen aan de hand van het Burgerlijk Wetboek en de jurisprudentie van de Hoge Raad moeten vaststellen wat aard en ernst van het gedrag is geweest en in hoeverre dat gezien alle individuele omstandigheden een dringende reden oplevert. Het UWV zal moeten aantonen dat “het alle omstandigheden heeft afgewogen die voor die conclusie noodzakelijk zijn.” Zo zegt de CRvB
Zouden nu ook werknemers die instemmen met een beëindiging in onderling goedvinden gevaar lopen op nader onderzoek van het UWV? In theorie wel, en zelfs zou niet uitgesloten kunnen worden dat het UWV tot de vaststelling komt dat deze werknemer zich eigenlijk zo schandelijk misdragen heeft dat hij verwijtbaar werkloos is. Maar de CRvB zegt met zoveel woorden: “Het Uwv zal volgens de wetgever uitsluitend in situaties waarin voldoende sterke aanwijzingen zijn voor een dringende reden voor ontslag in de zin van artikel 7:678 van het BW overgaan tot een onderzoek naar eventuele verwijtbare werkloosheid” en “het door (of op initiatief van) de werkgever met wederzijds goedvinden beëindigen van de arbeidsovereenkomst, niet met onmiddellijke ingang of zonder voorafgaande schorsing, vormt juist een indicatie dat geen sprake is van een dringende reden”.
In de nu bestaande praktijk van het treffen van beeindigingsregelingen zal al met al weinig veranderen door deze uitspraken. Hooguit dienen werknemers(advocaten) er nóg beter op te letten dat de opzegtermijn in acht wordt genomen, en dat de periode van vrijstelling van werk die nogal eens aan een regeling vooraf gaat uitdrukkelijk niet als “schorsing wordt aangemerkt.
Het UWV heeft bovendien geleerd dat het van hele goede huize moet komen – en de jurisprudentie van de Hoge Raad moet bestuderen – wanneer het hard wil maken dat aan een voormalig werknemer geen WW uitkering toekomt ondanks het feit dat de civiele rechter niet heeft geoordeeld dat er van een dringende reden sprake was.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.