Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Veel grote concerns nemen al het personeel dat actief is voor de diverse werkmaatschappijen formeel in dienst van één vennootschap. Wel zo overzichtelijk. De werknemers worden “uitgeleend” aan de vennootschap waarvoor ze actief zijn.
Soms kan die constructie tot onduidelijkheid leiden, bij voorbeeld bij reorganisaties. Tegen welk personeelsbestand moet dan beoordeeld worden wie de meeste aciënniteit heeft, en wie voor ontslag moet worden voorgedragen. In de praktijk wordt dat doorgaans met de het Nederlandse (arbeids)recht typerende souplesse opgelost: de meest redelijke oplossing wordt gekozen.
Wanneer echter het vraagstuk van Overgang van Onderneming om de hoek komt kijken wordt het écht lastig: die regels vloeien voort uit een Europese Richtlijn en kunnen dus niet naar believen worden toegepast.De Utrechtse Kantonrechter probeerde het toch, het Hof dat in hoger beroep moet oordelen legt de zaak nu voor aan het Hof van Justitie van de EG.
Uitgangspunt is altijd geweest dat wanneer een onderneming in andere handen overgaat, alleen zij die daar werken op basis van een arbeidsovereenkomst mee over gaan. Uitzendkrachten en gedetacheerden blijven achter. Maar wat nu wanneer ál het personeel ingehuurd is, van een personeels BV in het zelfde concern. Liggen de zaken dan anders? Is dat redelijk?
Een vennootschap, onderdeel van een groot concern, deed de catering activiteiten over aan een cateringbedrijf. Er waren 70 mensen bij de vennootschap werkzaam, maar ze hadden met die vennootschap geen dienstverband, ze waren in dienst bij de personeels BV van het concern.De vraag was of het personeel – op grond van de regeling Overgang van Onderneming – van rechtswege mee over ging naar de cateraar, of dat hen nieuwe contracten met andere (lees: op onderdelen minder aantrekkelijke) voorwaarden konden worden aangeboden.
FNV vond dat de werknemers recht dienden te houden op alle arbeidsvoorwaarden die zij binnen het concern hadden opgebouwd en stapte naar de rechter. Een kort geding werd door de bond verloren, maar de kantonrechter gaf hen in 2006 gelijk. Hij vond dat er een uitzondering gemaakt moest worden voor situaties als deze, waarin het personeel “alleen maar op papier” niet in dienst was, en de vennootschap waar ze wel een officiële arbeidsovereenkomst mee hadden slechts een papieren tijger was.
De nieuwe werkgever ging in appel. Het Hof is minder voortvarend en heeft laten weten het Europese Hof te zullen vragen zich over de kwestie uit te laten.
Voor de betrokken werknemers betekent dit dat het nog een behoorlijke tijd kan duren voor ze weten wat de overname van inmiddels vier jaar geleden voor gevolgen zal hebben voor hun arbeidsvoorwaarden. Voor de praktijk is dit echter een belangrijke vraag, en het antwoord zien we dan ook met belangstelling tegemoet.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.