Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Regelmatig vindt u in onze weblog bijdragen over de aansprakelijkheid van werkgevers voor onheil dat hun werknemers overkomt; al dan niet onder werktijd, en al dan niet tijdens activiteiten die met het werk verband houden.
Recent heeft de Hoge Raad twee arresten gewezen die passen in de lijn die we in deze bijdragen meenden te ontwaren. Het leek ons goed die lijn nog eens uit te zetten, en daaraan een helder advies te verbinden voor wat betreft te sluiten verzekeringen voor werknemers die de auto (of motor) gebruiken voor werkgerelateerde activiteiten.
We hadden al geconstateerd dat een werkgever aansprakelijk is voor schade die wordt geleden door werknemers in de uitoefening van hun werk wanneer de werkgever te kort geschoten is in zijn zorgplicht voor veilige werkomstandigheden. Om op die grond aansprakelijkheid aan te nemen moet de werkgever zeggenschap over (de uitvoering van) het werk hebben. Werd de schade geleden in een situatie die wel “iets” met het werk te maken had, maar waarvan niet gezegd kon worden dat de werkgever rechtstreeks de veiligheid had kunnen beïnvloeden – bij voorbeeld bij personeelsuitjes, of tijdens een noodzakelijk verblijf in een buitenlands hotel van een vliegtuigcrew tussen twee vluchten – dan kon de werkgever soms tóch aansprakelijk zijn. Niet op grond van zijn zorgplicht voor veiligheid bij de uitvoering van het werk, maar omdat hij als “goed werkgever” voor een verzekering zorg had moeten dragen. Omdat de werkgever bij wijze van spreken de “aanleiding” was voor het feit dat een werknemer zich in een bepaalde situatie bevond – op rolschaatsen op een marmeren vloer bij voorbeeld, of op een Cubaans zandpad waar ook golfkarretjes reden – diende deze te zorgen dat de werknemer voor de eventuele schadelijke gevolgen van die situatie verzekerd was.
Een typische werkgerelateerde situatie waarin vaak geen sprake is van zeggenschap door de werkgever is het gebruik van een motorvoertuig voor het werk. De Hoge Raad had al eens geoordeeld dat een werkgever aansprakelijk kon zijn voor verkeersongevallen die werknemers overkwamen onder werktijd; op een andere grond dan de zorgplicht voor veilige werkomstandigheden. In februari dit jaar heeft hij nadere helderheid verschaft:
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de schade die een werknemer leed toen hij, onderweg naar een presentatie die hij voor zijn werk ging geven, een verkeersongeluk kreeg door de werkgever vergoed moest worden. Ook een taxibedrijf diende de door een van haar chauffeurs gelden schade te vergoeden toen bleek dat de door haar afgesloten verzekering deze onvoldoende dekte. Dat beide werknemers (in meer of mindere mate) zelf ook blaam trof van de betreffende ongevallen liet de Raad koud. Uitdrukkelijk werd geoordeeld dat er tegenwoordig uitstekende verzekeringsproducten op de markt zijn voor dit soort gevallen en dat werkgevers van personen die de auto gebruiken voor hun werk gehouden zijn een voldoende verzekering te sluiten. Alternatieve oplossing is het de werknemer (financieel) in staat stellen zelf een passende verzekering te sluiten. Doen zij dit niet dan verzaken zij hun plicht zich als goed werkgever te gedragen, en zijn ze jegens de gelaedeerde werknemer aansprakelijk voor diens schade.
Het advies aan werkgevers is dan ook: wanneer uw werknemers in het kader van hun werk wel eens een motorvoertuig gebruiken, zorg dan dat ze goed verzekerd zijn.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.