Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In Almelo heeft de rechter in kort geding geoordeeld dat een opzegging tijdens een proeftijd (mogelijk) in strijd was met het verbod op discriminatie op grond van handicap, en de arbeidsovereenkomst feitelijk nog voortbestond.
Een werkgever had de arbeidsovereenkomst tijdens de overeengekomen proefrijd beëindigd omdat de werknemer de werkzaamheden niet kon aanvangen nu hij nog vóór de arbeidsovereenkomst inging als gevolg van een herseninfarct arbeidsongeschikt was geworden. Hoewel goed invoelbaar is dat dat besluit een hard gelag is voor de zieke werknemer, is vrij algemeen aanvaard dat een werkgever de proeftijd op deze manier mag gebruiken. Door de arbeidsongeschiktheid is immers de werkgever niet in de gelegenheid vast te stellen of de werknemer voldoet, en daar is de proeftijd nu juist voor bedoeld.
Juist het feit dat deze ziekte vrijwel zeker langdurig van aard zal zijn ('s mans behandelaars gaven aan dat herstel wel te verwachten viel, maar dat er waarschijnlijk enige beperkingen zouden blijven) maakt dat de kantonrechter tot het oordeel komt dat op de werknemer dus mógelijk het label “gehandicapt” van toepassing wordt. Daarbij wordt uitgebreid ingegaan op de vraag of er überhaupt wettelijke definities bestaan van dit begrip. Als hij als zodanig heeft te gelden, zo meent de rechter, kan de beëindiging mógelijk discriminatoir (blijken te) zijn, en daarmee mógelijk een misbruik van de proeftijd met zich zal brengen. In een bodemprocedure mag de werkgever aantonen dat daar geen sprake van is, maar vooralsnog neemt de kantonrechter nu maar aan dat er sprake is van een dergelijk discriminatoir ontslag en legt de werkgever de verplichting op loon door te betalen.Erg logisch komt me deze gedachtegang niet voor, en naar de uitkomst van het naar verwachting ingestelde hoger beroep ben ik meer dan benieuwd.
Op zich is het wel zo dat van een proeftijdbeding misbuik kan worden gemaakt wanneer het wordt toegepast om van een werknemer af te komen op inherent verkeerde, discriminerende, gronden. Daarbij moet dan eerder gedacht worden aan gronden als “wij willen hier eenvoudigweg geen negers/homo’s/zwangeren of mensen met een handicap” dan aan de hier beschreven situatie.Mogelijk heeft de werkgever het zichzelf enigszins op de hals gehaald door in de toelichting op haar besluit te beëindigen wellicht net iets te uitgebreid in te gaan op de mogelijke gevolgen voor de samenwerking van de mogelijk toekomstige beperkingen van de man.De les voor werkgevers die tijdens de proeftijd met ziekte van de werknemer worden geconfronteerd en dientengevolge overwegen op te zeggen is dan ook zich in de toelichting te beperken tot een “wij kunnen nu helaas uw geschiktheid niet vaststellen, wij wensen u het allerbeste”. Desgewenst mag dat gevolgd worden door het aanbod opnieuw te solliciteren wanneer men hersteld is. Daarbij dient dan bedacht te worden dat de in dat geval opnieuw overeen te komen proeftijd dient te worden bekort met de al verstreken proeftijd.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.