Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Een aantal jaren geleden leek de opkomst van internet de kern van het auteursrecht nog behoorlijk overhoop te gaan gooien. Noodmaatregelen als een Digital Millennium Copyright Act en een EU Richtlijn Auteursrecht in de Informatiemaatschappij zouden slechts digitale dweilen zijn, terwijl de inbreuk-kraan gewoon open stond. Het auteursrecht zou “wegspoelen door het digitale vergiet”, er zou niet meer gedacht kunnen worden in de traditionele begrippen “verveelvoudigen en openbaar maken” en inbreukmakers zou vanwege het anonieme en internationale karakter van het net geen strobreed in de weg gelegd kunnen worden.
Inmiddels zijn we enkele jaren verder en moet geconstateerd worden dat het auteursrecht zijn draai in de digitale wereld uitstekend gevonden heeft. Okee: de anonimiteit van de gebruikers levert soms nog wat problemen op, maar de stichting BREIN staat pal en boekt succes na succes in het doorbreken daarvan. De prachtige ruime begrippen openbaar maken en verveelvoudigen waarmee in Nederland al sinds 1912 wordt gewerkt blijken ook op internet goed te voldoen en strekken zelfs tot voorbeeld van het buitenland. En in feite is er dus, net als destijds na de introductie van de cinematografie, de phonografie en het computerprogramma, verbazend weinig veranderd. Na enige trial and error weet iedereen het nieuwerwetse internet zo langzamerhand keurig in te passen in de aloude auteursrechtelijke dogmatiek.
Zo langzamerhand. Want op sommige gebieden wringen theorie en praktijk nog wel een beetje. Of, misschien beter gezegd, op sommige gebieden zijn gevestigde auteursrechtelijke regels wat lastiger uit te leggen. Eén zo’n geval betreft het zogenaamde inline linken, waarover de Haarlemse Kantonrechter vorige week uitspraak deed.
De casus was simpel: het ging om plaatjes in een weblog. Die plaatjes waren echter niet “gewoon” in de weblog opgenomen, maar door middel van een inline link. Dat betekent dat de plaatjes niet tezamen met de tekst op de server van de (provider van de) weblogger stonden, maar op een heel andere server en daar als onderdeel van een geheel andere website. De plaatjes waren van een kunstenares; de weblog werd onderhouden door een tweetal particulieren. De kunstenares zei: “jullie maken mijn kunstwerken openbaar!” De bloggers reageerden met: “Nee hoor, dat doe je zelf! En wij verwijzen daar alleen maar naar middels een link. Als jouw site uit de lucht gaat, is de afbeelding bij ons ook weg!”
Een waarheid die lijkt te klinken als een klok. Maar toch wordt de auteursrechtelijke klepel net even gemist. Het feit dat de afbeelding te zien is in de context van de blog-pagina betekent namelijk wel degelijk een nieuwe vorm van openbaar maken. Okee: verveelvoudigd wordt er niets (beter: de bloggers zijn niet verantwoordelijk te stellen voor enige verveelvoudiging) maar er wordt wel degelijk middels openbaarmaking geëxploiteerd.
De rechter was daar duidelijk in. Na nog eens (half impliciet) te hebben benadrukt dat een “gewone link” op internet auteursrechtelijk is toegestaan overwoog hij dat dit geen gewone link was en besliste vervolgens aldus: “Dat het werk van [eiseres] in technisch opzicht niet wordt verveelvoudigd nu het werk op de oorspronkelijke server blijft staan, doet er niet aan af dat van een auteursrechtelijk relevante handeling sprake is. Het werk is immers als onderdeel van een ander werk weergegeven en als zodanig opnieuw (en zonder toestemming van [eiseres]) geopenbaard. Naar het oordeel van de kantonrechter levert een en ander schending op van het auteursrecht van [eiseres], op grond waarvan [gedaagde] aan [eiseres] een vergoeding verschuldigd is.”
Een juiste uitspraak, al is de motivering wat kort. De doorsnee internetter/blogger zal er niet mee worden overtuigd, zo vrees ik. Het was prettiger geweest als de kantonrechter iets had uitgewijd en daarbij de bedoeling van het auteursrecht nog eens over het voetlicht had gebracht. Die bedoeling is dat de auteursrechthebbende als enige kan beslissen over iedere vorm van exploitatie van zijn werk. Hij kan dat toestaan of weigeren en zijn toestemming kan hij aan een vergoeding verbinden. Is hier dan van exploitatie sprake? Ja. Waarom? Nou, alleen al omdat de bloggers er blijkbaar een meerwaarde in zagen die afbeelding op te nemen. De blog wordt blijkbaar leuker/mooier/boeiender/interessanter met die afbeelding erbij, anders zou deze niet zijn opgenomen. Dat er met de blog geen geld wordt verdiend is daarbij irrelevant en dat de afbeelding elders op het net gevonden kan worden evenzeer. Er wordt gratis gebruik gemaakt van de creatieve inspanningen van een ander. En daar beschermt het auteursrecht nu juist tegen.
(Voor de auteursrechtgeleerden onder de lezers: is er eigenlijk heel veel tegen om terzake van de inline link gewoon te spreken van een secundaire openbaarmaking? In mijn visie (en ik weet dat ik niet de eerste ben die dat roept) is het dat gewoon! Wat jammer dat de Kantonrechter dat niet even expliciet heeft gezegd.)
Update: Hoewel bovenstaande analyse wat mij betreft nog altijd staat als een huis, is deze -evenals de uitspraak die erin wordt behandeld- inmiddels geen geldend recht meer. Door de uitspraken van het HvJEU inzake Svensson (februari 2014) en vooral Bestwater (september 2014) wordt de inline link, tegenwoordig beter bekend onder de naam “embedden” toegestaan. Wie zo’n link aanbrengt doet geen mededeling aan het publiek (grof gezegd: de Europese vertaling van “openbaar maken”). Achterliggende gedachte: het “embedde” werk wordt op deze wijze noch weergegeven voor een nieuw publiek, noch op een andere technische wijze. En tenminste van één van die twee moet sprake zijn om van een mededeling aan het publiek te kunnen spreken. In niet-juridische taal: “het werk is toch al zonder beperking op internet te vinden, dus dan maakt deze “verdere verspreiding” ook niet meer uit”. [Als je dus wilt voorkomen dat je werk ge-embed wordt, moet je een beperking aanbrengen. Dat kan het makkelijkst door een do-not-embed code op te nemen in de technische opmaak.]
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.