Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De Kantonrechtersformule mag zich in een grote bekendheid verheugen, op het internet bestaan talloze sites die je helpen uit te rekenen waar je als werknemer “recht op hebt” bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Voor wie het even is vergeten: Bij een niet verwijtbare beëindiging van de arbeidsovereenkomst krijgt een werknemer doorgaans één bruto maandsalaris mee voor ieder jaar dat hij in dienst is geweest; jaren na 40 tellen de helft zwaarder, en jaren na 50 tellen dubbel.
De kantonrechter Helmond heeft in een recent gepubliceerde uitspraak echter weer eens aangetoond dat rechters aan de formule op geen enkele manier gebonden zijn.
Na vast te hebben gesteld dat een werknemer en werkgever niet langer door één deur konden en dat de werknemer hiervan niet in overwegende mate verwijt trof, zodat ontbinding onontkomelijk is en een vergoeding conform de neutrale formule (met correctiefactor =1) reeel zou zijn, slaat de rechter aan het improviseren.
Deze neutrale vergoeding zou voor de betreffende werknemer, 55 jaar oud en ruim 25 jaar in dienst, neer komen op bijna anderhalve ton. Dat is de kantonrechter te gortig. Het doel van een ontbindingsvergoeding is naar zijn overtuiging “ maatregelen te treffen die de werknemer in staat stellen zijn levensstijl geleidelijk aan te passen aan de nieuw ontstane situatie“, en met dergelijke maatregelen hoeft wat deze kantonrechter betreft geen anderhalve ton gemoeid te zijn. Hij heeft daarover zo zijn eigen ideeen:“De kantonrechter is van oordeel dat dat onder de normale omstandigheden een redelijke periode ter aanpassing aan de nieuwe omstandigheden van werkloosheid kan worden gesteld op 20 % van de diensttijd bij de werkgeefster”. In dit geval is dat 60 maanden en dient de werkgever gedurende die periode de WW uitkering van de werknemer aan te vullen; de eeste 20 maanden tot het maximum dagloon (fors lager dan het inkomen van de man), dan nog 20 maanden tot 90 % daarvan en tenslotte 20 maanden tot 80 %. Wel dient de aanvulling in een keer betaald te worden. Waarom de Helmonds kantonrechter van de kantonrechtersformule meent te moeten afwijken wordt niet toegellicht. Het totale bedrag is minder dan de helft van waar de werknemer, vertrouwend op de kantonrechtersformule, op zal hebben gerekend. Beroep is niet mogelijk.
De moraal is niet alleen dat werknemers die een gangbare vergoeding wensen de Helmondse kantonrechter maar beter kunnen mijden, maar vooral dat het goed is in het oog te houden dat de kantonrechtersformule niet meer is dan een richtlijn. En vooral: dat het beter is zelf een regeling treffen dan je lot in handen te leggen van een rechter. Deze uitspraak illustreert weer waarom de gang naar de kantonrechter nog steeds vaak de “ontbindingstombola” wordt genoemd.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.