Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een medewerkster van een reisorganisatie wilde na de geboorte van haar kind uitsluitend nog op dinsdag en donderdag werken. Haar werkgever, die had ingestemd met halvering van haar urenaantal na de geboorte, weigerde dit te honoreren, omdat bij haar indiensttreding expliciet was overeengekomen dat zij op basis van een flexibel dienstrooster moest werken. Met een klein team medewerkers moest zeven dagen per week gewerkt worden, en de werkgever meende dat het niet aanging dat de betreffende werkneemster als enige niet in dit rooster meedraaide; dit zou haar collega’s onevenredig belasten en ongewenste precedenten scheppen. Bovendien: afspraak was toch zeker afspraak! Het argument van de werkneemster dat zij geen flexibele kinderopvang kon regelen kon volgens de werkgever niet juist zijn; hij was bereid het rooster geruime tijd tevoren bekend te maken. De kantonrechter oordeelde in het door de werkneemster aangespannen kort geding evenwel dat de werkgever op grond van de Arbeidstijdenwet (AW) bij de vaststelling van het arbeidstijdpatroon rekening moet houden met persoonlijke omstandigheden van de werknemer, waaronder de zorg voor kinderen. En op grond van de Wet aanpassing arbeidsduur (WAA) kan de werkgever een verzoek tot spreiding van de uren alleen maar weigeren als hij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor moet wijken. Het argument van de werkgever dat de arbeidsovereenkomst bepaalt dat de werkneemster op basis van een flexibel dienstrooster dient te werken, was dan ook niet doorslaggevend. De kantonrechter overwoog:”Niet uit het oog dient te worden verloren dat dit een zeer streng criterium is, hetgeen qua toetsing in kort geding erop neer komt dat het overduidelijk dient te zijn dat de wens van eiseres wegens de door gedaagde aangevoerde belangen onaanvaardbaar is”. Inderdaad blijkt uit jurisprudentie dat rechters een zware toetsing hanteren bij de beoordeling of de wens van de werknemer onaanvaardbaar is. De rechter oordeelde dat de werkgever er niet in was geslaagd “overduidelijke onaanvaardbaarheid” van het werken op vaste dagen aan te tonen.
Wat in deze kwestie bovendien een rol van betekenis lijkt te hebben gespeeld is dat deze werkgever kans heeft gezien de kantonrechter ernstig tegen zich in te nemen. Zo had hij niet of nauwelijks met de werkneemster willen overleggen en er, zoals de kantonrechter afkeurend opmerkte, “kennelijk voor gekozen het op dit kort geding te laten aankomen”. Wanneer de werkgever dan ook nog eens ter zitting moet erkennen dat in strijd met de geldende regeling is beweerd dat de werkneemster geen recht zou hebben op een bijdrage in de kosten van kinderopvang, ook overigens uitspraken doet die zij niet voldoende staaft – “ongerijmd” zijn, volgens de kantonrechter – en als klap op de vuurpijl ter zitting de eigen advocaat tegenspreekt is het oordeel snel geveld: de eis wordt toegewezen.
Jammer feitelijk, want oppervlakkig gezien had de werkgever een aantal niet onredelijke argumenten. Nu leren we voornamelijk uit deze kwestie het grote belang van een redelijke opstelling aan de kant van de werkgever. En, ook niet onbelangrijk: dat je nooit je advocaat tegen moet spreken.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.