Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De ministerraad heeft er, zo berichtte het ministerie van SZW afgelopen vrijdag, mee ingestemd dat het wetsvoorstel voor de modernisering van de Werkloosheidswet en het ontslagrecht voor spoedadvies aan de Raad van State zal worden gezonden. Het kabinet streeft ernaar de maatregelen per 1 oktober 2006 in te voeren. Over dit voorstel en het unanieme positieve advies van de SER schreven wij al op 25 april jl. in onze weblog. Op de website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is te lezen wat de uitgangspunten zijn:
-De maximale uitkeringsduur zal worden teruggebracht naar drie jaar en twee maanden – voor mensen met een arbeidsverleden van 38 jaar.-De eerste twee maanden is de WW-uitkering 75 % van het loon. Vanaf de derde maand is dit 70%.-De kortdurende uitkering van 6 maanden van 70% van het minimumloon, wordt vervangen door een loongerelateerde uitkering van 3 maanden voor mensen die niet in de laatste 5 jaar voor hun ontslag 4 jaar gewerkt hebben. Dit betekent dat er nu nog maar één soort WW-uitkering is.-Het beginsel “last in, first out” wordt te ouderwets geacht en daarom als hoofdregel vervangen door het afspiegelingsbeginsel, waarbij ontslagen meer gespreid worden over de verschillende leeftijdscategorieën in een bedrijf.-De toets of de werkloosheid aan de werknemer is aan te rekenen wordt versoepeld. De WW-uitkering zal alleen worden geweigerd als de aanleiding voor het ontslag gedrag van de werknemer is dat een dringende reden voor ontslag oplevert. Dat is de term die nu gehanteerd wordt bij ontslag op staande voet. Dit zou een enorme vereenvoudiging van de ontslagpraktijk inhouden, waardoor zgn pro-forma procedures, die worden gevoerd om de WW-uitkering van de werknemer veilig te stellen niet meer nodig zouden zijn.
De tekst van het wetsvoorstel en het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij de indiening bij de Tweede Kamer. We kunnen daarom niet beoordelen of de nieuwe, althans voorgestelde, wet daadwerkelijk tot de beoogde gevol-gen zal leiden. De uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is dat de WW meer dan nu als “brug tussen twee banen” zal gelden.In hoeverre het bekorten van de uitkeringsduur een bijdrage aan levert laat zich lastig inschatten. In een ander wetsvoorstel zal ook de toegang tot de WW aange-scherpt worden, en dat zal wel gevolgen hebben voor het aantal mensen dat aan-spraak maakt op de WW, maar of de periode waarvoor ze dat zullen doen daardoor beïnvloed wordt?
Wat wel van grote invloed zal kunnen zijn op de ontslagpraktijk is het voornemen zoveel gemakkelijker dan nu WW-uitkeringen toe te kennen zonder kritische vragen te stellen over de aanleiding van de werkloosheid. Dat zou inderdaad kunnen betekenen dat het veel eenvoudiger wordt vertrekregelingen te treffen; als de werk-nemer vrijwel zeker enige tijd een WW-uitkering zal krijgen zal hij minder geneigd het einde van zijn dienstverband te vuur en te zwaard tegen te houden. Ook het einde van de last in / first out regel én de voorziene mogelijkheid om in CAO's zelf ontslaggronden af te spreken zullen tot een eenvoudiger beëindiging van de arbeidsovereenkomst met van werknemers die immers niet meer zouden hoeven in te zitten over de vraag of zij wel een WW-uitkering krijgen. Werkgevers (en wellicht ook een aantal werknemers) zullen met die versoepeling blij zijn; en voor de betreffende werknemers zal de WW-uitkering inderdaad de door het kabinet gewenste functie hebben.Of dat tot besparingen leidt is iets dat wij als eenvoudig advocaat niet kunnen beoordelen.
De gevolgen voor onze praktijk zouden vrij fors kunnen zijn; minder proforma procedures, maar meer vertrekregelingen, waarbij de onderhandelingspartners ge-lijkwaardiger zouden zijn dan nu; de werknemer is immers niet meer de angstig afwachtende partij. We zijn benieuwd, en houden u op de hoogte.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.