Praktijkgebieden: Schaarse rechten, Vastgoed
Netcongestie is een van de grootste uitdagingen van de energietransitie en de woningbouwopgave in Nederland. Door de snelle elektrificatie van industrie, mobiliteit en huishoudens raakt het elektriciteitsnet op steeds meer plekken overbelast. Dit leidt tot wachtrijen voor nieuwe of zwaardere aansluitingen. Het juridische vraagstuk dat hierdoor ontstaat, valt onder het verdelingsrecht: wie krijgt voorrang als er te weinig capaciteit is?
Als uitgangspunt geldt dat verzoeken om transport niet ongelijk mogen worden behandeld, tenzij het verschil in behandeling objectief gerechtvaardigd is (het non-discriminatiebeginsel). Dit laatste is gerechtvaardigd als het verschil in behandeling berust op een objectief en redelijk criterium, namelijk wanneer het verband houdt met een door de betrokken wetgeving nagestreefd wettelijk toelaatbaar doel, en dit doel in verhouding staat tot het met de betrokken behandeling nagestreefde doel (zie onder andere ECLI:EU:C:2016:732). Vanwege het non-discriminatiebeginsel werden tot enkele jaren geleden verzoeken om transportcapaciteit behandeld op basis van het ‘first come, first serve’ principe.
In het maatschappelijk debat is de wens geuit om het mogelijk te maken partijen met een groot maatschappelijk belang voorrang te geven. Naar aanleiding daarvan heeft toezichthouder ACM besloten om de zogenaamde Netcode elektriciteit zodanig te wijzigen dat functies in drie categorieën (congestie-verzachters, veiligheid en basisbehoeften) voorrang krijgen. Verschillende partijen, waaronder telecombedrijven, openbaar vervoer, datacenters en afvalbeheerbedrijven, vielen buiten de boot en stelden beroep in bij het CBb. Zij vonden dat hun functies ten onrechte niet als prioritair waren aangemerkt.
In de uitspraak van het CBb van 11 maart 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:145) overweegt het CBb kort gezegd dat er op dit moment geen concrete (Europese of nationale) wetgeving is over de (wijze van) verdeling van (schaarse) transportcapaciteit voor elektriciteit. De ACM is daarom binnen de grenzen van het recht vrij om de haar in de Elektriciteitswet toegekende bevoegdheid te gebruiken om daarover regels te stellen in de Netcode.
De ACM heeft het doel van haar prioriteringskader afgeleid uit een onderscheid dat wordt gemaakt in de Verordening Gasleveringszekerheid (2017/1938). Ook heeft de ACM aangesloten bij de Verordening Gasleveringszekerheid bij de nadere invulling van het prioriteringskader. Deze Verordening kent extra bescherming toe aan kwetsbare partijen en partijen die essentiële sociale diensten verlenen vanuit een maatschappelijk oogpunt voor wat betreft het recht op toegang tot gasnetten als sprake is van schaarste. De appellanten voeren aan dat de Verordening Gasleveringszekerheid is gericht op de levering van gas terwijl het prioriteringskader gericht is op de levering van elektriciteit. Sommige functies zijn minder of niet afhankelijk van gas, maar wel van elektriciteit. Bij de Verordening Gasleveringszekerheid staat de solidariteitsgedachte tussen lidstaten centraal, maar het prioriteringskader ziet op de situatie van structurele netcongestie waarbij voorrang wordt gegeven aan functies met grote maatschappelijke betekenis. Hierom menen de appellanten dat de ACM de Verordening Gasleveringszekerheid als exclusief uitgangspunt voor het prioriteringskader heeft gekozen.
Hoewel het CBb er begrip voor heeft dat de ACM inspiratie heeft gezocht bij de Verordening Gasleveringszekerheid, oordeelt het CBb dat de ACM niet van de verplichting is ontslagen om het verschil in behandeling van elektriciteitsafnemers zelfstandig en objectief te rechtvaardigen. Het CBb vindt dat de ACM te beperkt heeft gekeken naar Europese regelgeving en niet breed genoeg heeft afgewogen welke maatschappelijke functies prioriteit verdienen.
Het gevolg: het CBb vernietigt het prioriteringskader. De ACM moet een nieuw, beter onderbouwd kader ontwikkelen waarin de belangen van álle betrokken sectoren worden meegewogen. Bij wijze van voorlopige voorziening heeft het CBb wel geoordeeld dat het prioriteringskader tot 1 januari 2026 zal gelden zodat de netbeheerder voorlopig nog kunnen sturen op de verdeling van schaarse netcapaciteit.
De uitspraak van het CBb onderstreept dat netcongestie niet alleen een technisch, maar vooral een juridisch en maatschappelijk verdelingsvraagstuk is. Wie krijgt schaarse ruimte op het net, en op basis van welke criteria? De komende jaren zal het verdelingsrecht rond netcapaciteit verder worden ontwikkeld. Transparantie, brede belangenafweging en juridische toetsbaarheid zijn daarbij essentieel.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.