Praktijkgebieden: Bestuursrecht
‘Het recht op een eerlijk proces’ is een fundamenteel recht dat in meerdere internationaalrechtelijke kaders is verankerd (zie bijvoorbeeld artikel 6 EVRM en artikel 47 EU Grondrechtenhandvest). Hierin ligt onder andere besloten het recht om kennis te nemen van de stukken die bij de rechter zijn ingediend. Een uitzondering op dit recht vormt de mogelijkheid voor een procespartij om in het bestuursrecht stukken in te dienen bij de rechter, waarbij deze niet of beperkt mogen worden gedeeld met de andere procespartijen. In deze blog worden de procedure en criteria hiervoor op een rijtje gezet.
Artikel 8:29 Awb bepaalt dat partijen, die verplicht zijn inlichtingen te geven of stukken te verstrekken, kunnen mededelen dat alleen de bestuursrechter hiervan kennis mag nemen. Zo’n mededeling moet aan aan de volgende voorwaarden voldoen:
De eisen die worden gesteld aan en de werkwijze van de rechtbank bij de indiening van ‘geheime’ stukken die alleen zijn bedoeld voor de bestuursrechter zijn neergelegd in het Procesreglement bestuursrecht, in het bijzonder in artikelen 2.8. Voor procespartijen die ‘geheime’ stukken met beperkte kennisneming door de bestuursrechter willen indienen, gelden kort gezegd de volgende voorschriften:
Hierbij nog even de kanttekening dat er in sommige procedures al gelijk wordt gehandeld alsof de beperkte kennisneming gerechtvaardigd is. Het gaat dan om bijvoorbeeld procedures op grond van de Woo, waarbij nu juist beperkte kennisneming of geheimhouding van bepaalde informatie de kern is van de inhoudelijke procedure (artikel 2.8, lid 6). Anders zou de rechtbank bij de beslissing over de beperkte kennisneming al in de fase vóór de behandeling ter zitting vooruitlopen op de uitkomst in die procedure.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in 2020 een overzichtsuitspraak (ECLI:NL:RVS:2020:1367) gedaan over de beoordelingscriteria. Het komt er in essentie op neer dat er een belangenafweging moet worden gemaakt tussen enerzijds het zwaarwegende ‘belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het (hoger) beroep relevante informatie’ en anderzijds het algemeen belang dan wel het belang van andere partijen/derden als die bij kennisneming door een partij onevenredig worden geschaad. Hierbij wordt zwaar gehecht aan de procespositie van partijen. De bestuursrechter moet beoordelen of de partij aan wie kennisneming wordt onthouden wezenlijk in zijn procesvoering wordt belemmerd.
Er worden door de Afdeling hoge eisen gesteld aan de motivering van zo’n verzoek. Duidelijk moet worden uitgelegd wat de gewichtige redenen voor beperkte kennisneming zijn en waarom deze zwaarder dienen te wegen dan het belang van de andere (proces)partijen, die dus door de beperkte kennisneming mogelijk op achterstand komen te in de procedure. Een enkele verwijzing naar andere wetgeving waarin geheimhouding wordt voorgeschreven is onvoldoende (denk aan de Wet politiegegevens en de Wet Bibob). Ook moet duidelijk worden gemaakt waarom het belang dat door die wet wordt bescherming zwaarder weegt (zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:131). Verder wordt bij bijvoorbeeld persoonsgegevens, zoals namen, niet altijd geoordeeld dat beperkte kennisneming gerechtvaardigd is (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:821).
Duidelijk moge zijn dat het recht van partijen op informatie die van belang kan zijn voor de uitkomst van een bestuursrechtelijke procedure zwaarwegend is en dat een uitzondering hierop niet zomaar wordt gehonoreerd. Dit werd ook onderstreept in een recente uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1239). Het verzoek van het bestuursorgaan was hier in het geheel niet gemotiveerd, ook niet na een verzoek hiertoe van de Afdeling. De Afdeling overweegt dat zij dus nu ‘niet weet welke belangen er voor het college zijn. Zij gaat er daarom vanuit dat er geen belangen zijn van de kant van het college. In dat geval weegt het belang dat [appellant] kennisneemt van het stuk zwaarder’. Het niet voldoen aan de wettelijke vereisten wordt hier dus (logischerwijs) afgestraft met het een afwijzing van het verzoek.
Vragen over uw procedure bij de bestuursrechter? Neem vooral contact op!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.