Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Financiering en zekerheden, Huurrecht
Advocaat-Generaal Szpunar heeft op 11 mei 2023 een lezenswaardige conclusie gewezen over een zaak van een Kroatisch bedrijf dat auto’s leaset aan haar klanten (ECLI:EU:C:2023:401). Dit bedrijf kreeg het aan de stok met een Kroatische toezichthouder op financiële diensten. Volgens de toezichthouder mocht het bedrijf geen lease activiteiten verrichten zonder een geldige vergunning.
Om te beginnen geeft de A-G een fraaie uiteenzetting over de verschillen tussen huur, financial lease en operational lease.
Bij huur is er sprake van slechts één rechtsbetrekking: X huurt tegen vergoeding een auto van Y. X krijgt daarmee de auto tijdelijk en (over het algemeen) voor een korte tijd in bezit. Bijvoorbeeld voor een vakantie of een zakenreis.
Net als huur is lease ook bedoeld om een auto voor gebruik ter beschikking te stellen van een klant. Lease wordt daarom in veel rechtstelsels beschouwd als een vorm van een huurovereenkomst. Ten opzichte van huur speelt lease echter meer in op de behoeften op middellange en lange termijn. Meestal koopt de eigenaar de auto in opdracht van de gebruiker in, en leaset hij de auto daarna aan de gebruiker.
Het verschil tussen operational lease en financial lease, is dat de gebruiker bij operational lease geen enkel risico ten aanzien van het eigendom of de restwaarde aanvaardt. De eigenaar blijft verantwoordelijk voor onderhoud en reparaties. Bij financial lease neemt de gebruiker de restwaarderisico’s over en is deze verantwoordelijk voor onderhoud en reparaties. Kenmerkend voor financiële lease is ook dat de auto aan het einde van de vastgestelde periode “afbetaald” is en de eigendom ofwel overgaat naar de gebruiker ofwel voor de gebruiker de mogelijkheid bestaat om de auto aan te schaffen tegen betaling van een eindbedrag.
In artikel 2 van de Dienstenrichtlijn is bepaald dat deze niet van toepassing is op financiële diensten. Specifiek worden bankdiensten, kredietverstrekking, verzekeringen en pensioenen genoemd. Volgens de A-G is operational lease niet te kwalificeren als financiële dienst. Daarvoor heeft hij drie argumenten.
Op de eerste plaats zijn werkzaamheden die genoemd zijn in een bijlage bij een richtlijn uit 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (Richtlijn 2006/48/EG) van de werkingssfeer van de Dienstenrichtlijn uitgezonderd. In deze bijlage wordt de financial lease wel genoemd, maar de operational lease niet.
Op de tweede plaats ligt volgens de A-G het zwaartepunt bij operational lease bij de de tijdelijke huur van een auto en niet bij de financiële elementen. Die zijn secundair en kunnen er op zich niet toe leiden dat operational lease als financiële dienst wordt aangemerkt.
De A-G acht het op de derde plaats niet van belang dat de eigenaar de auto in opdracht van de gebruiker koopt. Dit heeft volgens de A-G geen invloed op de vraag of een transactie een financiële dienst is, omdat het elke vorm van lease typeert.
Als de Dienstenrichtlijn van toepassing is op operational lease, dan heeft dat grote gevolgen voor de mogelijkheden van overheden om te reguleren. Een beperking van toegang tot deze markt met een vergunningstelsel is alleen toegestaan als a) het vergunningstelsel heeft geen discriminerende werking jegens de betrokken dienstverrichter; b) de behoefte aan een vergunningstelsel is gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang, en c) het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn. Ook de criteria waar een vergunningstelsel op is gebaseerd, moeten aan strenge eisen voldoen.
De A-G ziet met name een probleem voor de Kroatische toezichthouder in het kader van de noodzakelijkheid en evenredigheid van het vergunningstelsel. De A-G ziet niet in waarom een vergunningstelsel noodzakelijk is om consumenten te beschermen, omdat er van een bijzondere kwetsbaarheid van een consument bij operational lease geen sprake is. De consument krijgt al algemene consumentenbescherming. Evenmin zijn er grote risico’s voor de financiële sector aan verbonden. Bovenal is het de A-G niet duidelijk waarom het doel van consumentenbescherming niet kan worden bereikt met een minder beperkte maatregel, zoals controle achteraf.
Hoewel de feiten van deze zaak zich afspelen in Kroatië, kan deze zaak toch voor Nederland relevant zijn. Ook in Nederland wordt namelijk volop geleaset. Met name auto’s, maar inmiddels ook andere zaken zoals wasmachines of computers.
Vanwege de ‘stormachtige’ opkomst van leaseconstructies pleitte de AFM in 2020 in een wetgevingsbrief nog voor wettelijke regulering en toezicht op private lease (operational lease voor consumenten). Minister Hoekstra kondigde in 2020 een onderzoek naar de markt van private lease aan. De resultaten van dat onderzoek zijn gepresenteerd in 2021. De bevindingen van de Minister zijn overwegend positief, al wordt er wel een risico gezien in de groep consumenten dievoor private lease kiest vanwege een financiële noodzaak. Mede op aanbevelen van de Nederlandse Staat deed de Europese Commissie in 2021 een voorstel om private lease onder de werkingssfeer van de Richtlijn consumentenkrediet (Richtlijn 2008/48/EG) te brengen. Dat voorstel lijkt het niet te hebben gered.
Leaseconstructies blijven de gemoederen dus bezig houden. Wij houden u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.