Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Met de aankondiging van nota bene Zoom dat zij hun personeel weer op kantoor willen laten werken, lijkt thuiswerken in sommige branches op zijn retour. Tegelijkertijd zijn er voor werknemers wettelijke mogelijkheden – doch zeker begrensd – tóch thuis te blijven werken. Wij leggen het u uit.
Thuiswerken is integraal deel geworden van onze arbeidsmarkt. In personeelsreglementen en cao’s worden tegenwoordig afspraken gemaakt over thuiswerken en de (onbelaste) vergoeding daarvoor. Sommige bedrijven werken zelfs alleen nog maar met flexplekken. Echter, tenzij een regeling over thuiswerken in een personeelsreglement of cao is opgenomen, geldt andersom niet dat thuiswerken een afdwingbaar recht van een werknemer is.
De gebruikelijke werkplek is vaak het gebouw of terrein van de werkgever. Dit is vaak ook in de arbeidsovereenkomst opgenomen. Verder is inherent aan de verhoudingen tussen partijen in het arbeidsrecht dat een werknemer gevolg moet geven aan (redelijke) voorschriften en instructies van de werkgever. Zo’n instructie kan dan ook bestaan uit de mededeling dat het werk op de gebruikelijke arbeidsplek moet worden verricht, zijnde het gebouw of terrein van de werkgever. Weigering van deze instructies is grond en reden voor arbeidsrechtelijke sancties.
Hoewel het thuiswerken als zodanig dus niet afdwingbaar is, biedt de wet weldegelijk een mogelijkheid om (vaker) thuis te werken. De wettelijke grondslag is te vinden in de Wet Flexibel Werken. Op grond van artikel 2 van deze wet kan een werknemer die langer dan 26 weken in dienst is bij een werkgever (met meer dan tien werknemers) een schriftelijk verzoek bij de werkgever indienen tot wijziging van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd. Het verzoek moet uiterlijk twee maanden voor de beoogde inwerkingtreding van de wijziging worden gedaan. Een werkgever kan een verzoek tot wijziging van de arbeidsduur of werktijd slechts afwijzen wanneer zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten, in overige gevallen moet het verzoek worden toegewezen.
Voor een verzoek tot wijziging van de arbeidsplaats is dit anders. Een werkgever kan dit verzoek afwijzen zonder dat sprake hoeft te zijn van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Wel is vereist dat een werkgever overleg pleegt met de werknemer als het verzoek wordt afgewezen en schriftelijk de reden van de afwijzing meedeelt. Dit betekent dat een werkgever op dit moment een verzoek tot thuiswerken kan afwijzen zonder dat sprake is een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Desalniettemin kan de werknemer het op basis van deze wet weldegelijk proberen om de toestemming thuis te werken te krijgen. De werkgever zal dan op zijn minst ‘nee’ moeten verkopen, wat in de regel niet als prettig wordt ervaren.
Om thuiswerken toegankelijker te maken voor werknemers is eind 2020 het initiatiefvoorstel Wet werken waar je wilt. Op basis van het wetsvoorstel wordt de Wet Flexibel Werken zo gewijzigd dat ook een verzoek tot wijziging van de arbeidsduur slechts kan worden afgewezen wanneer zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. Het wetsvoorstel ligt op dit moment ter behandeling bij de Eerste Kamer en de plenaire behandeling staat gepland voor 12 september 2023. Wanneer deze wet wordt aangenomen zal het antwoord op een thuiswerkverzoek ‘ja, tenzij’ moeten zijn, wat meebrengt dat thuiswerken eenvoudiger afdwingbaar wordt.
Ten slotte is wellicht goed om op te merken dat wanneer werknemers (willen) thuiswerken, reeds beschermende wetgeving bestaat. Zo moet een werkgever zorgen voor een veilige en gezonde thuiswerkplek en geldt dat een werknemer niet benadeeld mag worden wegens de omstandigheid dat hij een verzoek doet om thuis te werken.
Hoewel thuiswerken op dit moment niet altijd afdwingbaar is, kan wel een verzoek hiertoe worden gedaan op basis van de wet. Daarnaast is een gesprek tussen werknemer en werkgever over voorkeur van de werkplek altijd aan te raden. Wij helpen werkgevers en werknemers graag bij zulke gesprekken, verzoeken of overige vragen ten aanzien van thuiswerken. Neem gerust contact met ons op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.