Praktijkgebieden: Conflictoplossing
In beginsel is een bestuurder als vertegenwoordiger van een B.V. niet aansprakelijk jegens derden wanneer de vennootschap verplichtingen jegens die derden niet nakomt. Het uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, indien de bestuurder van de vennootschap op grond van een onrechtmatige daad naast de vennootschap zelfstandig aansprakelijk kan worden gesteld door onbetaalde crediteuren van de vennootschap. Deze aansprakelijkheid van een bestuurder jegens derden wordt de externe bestuurdersaansprakelijkheid genoemd.
Beklamel-norm Hoge Raad
Een van de varianten van externe bestuurdersaansprakelijkheid betreft de aansprakelijkheid aan de hand van de Beklamel-norm. Voor de beoordeling van deze vorm van externe bestuurdersaansprakelijkheid heeft de Hoge Raad in het Beklamel-arrest (HR 6 oktober 1989, NJ 1990/286) de volgende maatstaf geformuleerd:
“of [de bestuurder] bij het aangaan van de overeenkomst als directeur van [de vennootschap] wist, of er niet aan behoefde te twijfelen (redelijkerwijze behoorde te begrijpen), dat [de vennootschap] niet, of niet binnen een redelijke termijn, aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die [de derde] ten gevolge van die wanprestatie zou lijden.”
Peildatum
De Beklamel-norm ziet op situaties waarin de bestuurder namens de vennootschap verbintenissen is aangegaan waaruit voor de vennootschap verplichtingen voortvloeien die zij niet nakomt. Bij een dreigende insolventie is voor de aansprakelijkheid van bestuurders van de vennootschap met name de Beklamel-peildatum van belang: vanaf deze peildatum is voorzienbaar of had voorzienbaar moeten zijn dat de vennootschap redelijkerwijs niet meer zal kunnen voldoen aan de nieuwe verplichtingen en ook geen verhaal meer zal bieden voor de door deze wanprestatie veroorzaakte schade. De grens tussen enerzijds het aangaan van nieuwe verplichtingen in de ijdele hoop op betere tijden en anderzijds riskante maar geslaagde reddingspogingen, is echter zeer lastig vast te stellen.
Ook wetenschap van schade vereist
Niet alle nieuwe verplichtingen die worden aangegaan na de Beklamel-peildatum leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder. Uit het arrest RCI/Kastrop blijkt dat het aangaan van nieuwe verplichtingen waarvan de bestuurder wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschappen deze niet zouden kunnen nakomen, pas tot aansprakelijkheid van de bestuurder kan leiden indien hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de schuldeiser als gevolg van het niet nakomen van deze verplichting schade zou leiden. Het enkele feit dat de vennootschap wanpresteert en de schuldeiser daardoor bijvoorbeeld in een slechtere zekerheidspositie verkeert, impliceert nog niet dat de schuldeiser dientengevolge ook schade leidt.
Kennisvoorsprong bestuurder
Bij aansprakelijkheid op grond van het Beklamel-criterium komt het aan op een verschil in kennis tussen de bestuurder en de wederpartij van de vennootschap. Indien de bestuurder beschikt over zodanige informatie dat hij weet of behoort te begrijpen dat de vennootschap haar verplichtingen niet zal kunnen nakomen en geen verhaal zal bieden voor de daaruit voortvloeiende schade, handelt hij onrechtmatig door de overeenkomst aan te gaan, zonder die informatie te delen namens de vennootschap. Daardoor wordt immers ten onrechte de schijn van kredietwaardigheid van die vennootschap gewekt (Hof Arnhem-Leeuwarden 4 december 2018).
De Beklamel-regel heeft als gevolg dat wanneer bestuurders het risico nemen nieuwe verplichtingen aan te gaan zonder transparante informatie te vertrekken over de (ongunstige) financiële toestand van de BV, zij ook bewust het risico nemen persoonlijk aansprakelijk te worden gehouden als de BV insolvent wordt.
Tot slot
Deze blog is onderdeel van de Serie bestuurdersaansprakelijkheid .
Als u vragen hebt over bestuurdersaansprakelijkheid, neem dan gerust contact met ons op. Wij hebben ruime ervaring met het adviseren van bestuurders over het beperken van aansprakelijkheidsrisico’s en het procederen aan zowel de kant van de bestuurder als diens wederpartij. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.