Praktijkgebieden: Arbeidsrecht, Bedrijven in moeilijkheden
Op 6 oktober 2023 heeft de Hoge Raad uitspraak (ECLI:NL:HR:2023:1372) gedaan in de Heiploeg-zaak, waarin de vraag centraal stond of de positie van werknemers wordt beschermd bij een door een pre-pack voorbereide overgang van onderneming. In deze blog bespreken wij het antwoord van de Hoge Raad op die vraag.
Over de pre-pack en de Heiploeg-zaak schreven wij eerder deze blogs (1,2,3,4).
De hoofdregel van art. 7:662 e.v. BW is dat werknemers in geval van een overgang van onderneming worden beschermd tegen ontslag en tegen een wijziging ten nadele van hun arbeidsvoorwaarden. In dat geval gaan alle werknemers van rechtswege over naar de nieuwe ondernemer met behoud van de arbeidsvoorwaarden die bij de vorige ondernemer golden.
Volgens artikel 7:666 sub a BW geldt deze hoofdregel niet wanneer de werkgever in staat van faillissement is verklaard en de onderneming tot de boedel behoort (vereiste 1). Daaruit lijkt te volgen dat iedere doorstart na faillissement valt onder de faillissementsuitzondering waarop de hoofdregel niet van toepassing is. De Nederlandse wetgever heeft echter bij implementatie van de Europese richtlijn waar deze beschermingsbepalingen uit afkomstig zijn, twee (andere) belangrijke vereisten van de faillissementsuitzondering in de tekst van het artikel achterwege gelaten, namelijk dat de faillissementsprocedure moet zijn ingeleid met het oog op liquidatie van het vermogen van de onderneming (vereiste 2) onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie (vereiste 3).
Een pre-pack is kortweg een (vooralsnog) niet in de wet verankerde procedure waarin voorafgaand aan een voorzienbaar faillissement onder leiding van een beoogd curator en onder toeziend oog van een beoogd rechter-commissaris een doorstart na faillissement reeds voor faillietverklaring uitvoerig is voorbereid. Om te kunnen beoordelen of de pre-pack aan voornoemde drie vereisten voldoet en dus onder de faillissementsuitzondering valt, heeft de Hoge Raad het Hof van Justitie middels prejudiciële vragen om nadere uitleg verzocht (zie daarover onze eerdere blog).
In relatie tot de pre-pack heeft het Hof van Justitie nadere gezichtspunten gegeven.
Vereiste 2: Een pre-pack voldoet volgens het HvJEU aan het vereiste dat deze is ingeleid met het oog op liquidatie van het vermogen van de onderneming wanneer:
Vereiste 3: Een pre-packprocedure voldoet volgens het HvJEU aan het vereiste dat deze onder toezicht staat van een bevoegde overheidsinstantie, wanneer:
Naar aanleiding van het antwoord van het HvJEU concludeert de Hoge Raad in zijn arrest van 6 oktober 2023 dat niet is voldaan aan de (harde) eis dat de procedure is geregeld in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, nu de pre-packprocedure niet wettelijk is verankerd en noch de beoogd curator noch de beoogd rechter-commissaris wettelijke bevoegdheden hebben.
Daarmee voldoet de pre-pack niet aan vereisten 2 en 3 van de faillissementsuitzondering en blijft de hoofdregel van toepassing. Dat betekent dat de werknemers van Heiploeg worden beschermd tegen ontslag en tegen een wijziging ten nadele van hun arbeidsvoorwaarden.
Totdat de pre-packprocedure zal zijn geregeld in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zal de pre-pack niet onder de faillissementsuitzondering kunnen vallen en worden werknemers bij overgang van onderneming beschermd. De wetgever is nu aan zet om daar verandering in te brengen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.