Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Het bestuur en de raad van commissarissen van een besloten of naamloze vennootschap dienen zich in hun taakuitoefening te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Dat is wat de wet het bestuur in artikel 2:129/239 lid 5 BW en de raad van commissarissen in artikel 2:140/250 lid 2 BW voorschrijft. Wat het vennootschappelijk belang inhoudt, noemt de wet niet. Dat komt doordat de inhoud van het vennootschappelijk belang afhangt van de omstandigheden van het geval.
Als onderdeel van de Serie Corporate Governance gaan wij in deze blog in op enkele belangrijke aspecten die het belang van een onderneming bepalen.
Het belang van de onderneming
In de rechtspraak is uitgemaakt dat wanneer een vennootschap een onderneming drijft, het vennootschappelijk belang met name wordt bepaald door het bevorderen van het bestendige succes van die onderneming. De bestuurders en commissarissen dienen daarbij de belangen te betrekken van al degenen die bij de vennootschap en haar onderneming betrokken zijn.
In hun taakuitoefening zijn het bestuur en de raad van commissarissen gebonden aan de grenzen die zijn gesteld door de wet, de statuten, de reglementen, de goede zeden en de openbare orde. Bovendien moeten bestuurders en commissarissen handelen in overeenstemming met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 2:8 BW). Dit alles is binnen de context van de onderneming van invloed op de inhoud van het te dienen vennootschappelijk belang.
In het bijzonder kunnen specifieke sectorale codes het bestuur en de raad van commissarissen daarbij aanvullende aanwijzingen geven. Neem bijvoorbeeld de in de Corporate Governance Code opgenomen opdracht aan het bestuur van de beursvennootschap zich te richten op lange termijn waarde creatie (principe 1.1 van de code).
Invloed van het groepsbelang
Zodra een vennootschap organisatorisch verbonden is met een andere vennootschap en daarmee een economische eenheid vormt, is juridisch sprake van een groep van vennootschappen. Zo’n groep heeft een eigen groepsbelang, ook wel concernbelang genoemd. De individuele entiteiten binnen de groep behouden hun eigen vennootschappelijk belang, dat al dan niet gekleurd is door het groepsbelang.
De mogelijkheid van een moedervennootschap om instructies aan haar dochtervennootschap te geven, betreft in vennootschapsrechtelijke termen de verhouding tussen het bestuur en de algemene vergadering van aandeelhouders van de dochtervennootschap. Uitgangspunt is dat de algemene vergadering geen opdracht kan geven tot het verrichten van handelingen die krachtens wettelijke of statutaire bepalingen tot de bevoegdheid van het bestuur behoren. Die bestuursautonomie wordt echter sterk gerelativeerd door de ontslagbevoegdheid van de algemene vergadering. In de praktijk leidt die bevoegdheid ertoe dat de moedervennootschap – met name in hoedanigheid van enig aandeelhouder – het door haar gewenste beleid effectief kan afdwingen bij het dochterbestuur.
Bovendien kan de interne governance zo zijn ingericht dat het bestuur van de dochtervennootschap zich dient te gedragen naar de formele instructies van de algemene vergadering. Met dit instructierecht kan de moedervennootschap het groepsbelang verder opleggen aan het dochterbestuur. Er wordt wel betoogd dat het groepsbelang in dat geval voor het eigen vennootschappelijk belang van de dochtervennootschap komt te staan. Datzelfde geldt als het dochterbestuur op basis van de statuten of reglementen de opdracht heeft het groepsbelang (in de daar genoemde gevallen) te laten prevaleren boven het eigen vennootschappelijk belang. Het is echter goed verdedigbaar dat het groepsbelang ook dan door het dochterbestuur tegen het eigen vennootschappelijk belang moet worden afgewogen. Het maakt het voor het dochterbestuur echter wel een stuk moeilijker geheel aan het groepsbelang voorbij te gaan.
Invloed van het algemeen belang
Het algemeen belang is in steeds belangrijkere mate van invloed op het vennootschappelijk belang van specifieke ondernemingen. Denk aan de in de samenleving onmisbare financiële dienstverleners, energieleveranciers, voedselproducenten, tech- of telecombedrijven. Het handelen van deze ondernemingen kan bijvoorbeeld direct van invloed zijn op de gezondheidszorg en het milieu of de maatschappelijke en financiële stabiliteit. Gesteld kan worden dat ook dit algemeen belang van invloed is op de inhoud van het vennootschappelijk belang van een onderneming.
Handelen in strijd met het vennootschappelijk belang
Het bestuur en de raad van commissarissen dat zich bij de vervulling van zijn taken niet richt tot het vennootschappelijk belang, voert zijn taken onbehoorlijk uit. Komt een besluit tot stand in die onbehoorlijke taakvervulling, dan kan dat besluit nietig of vernietigbaar zijn. Het handelen van het bestuur en de raad van commissarissen kan in een enquêteprocedure grond zijn voor het oordeel twijfel aan een juist beleid of juiste gang van zaken of voor wanbeleid. Daarnaast lopen de individuele bestuurders en commissarissen het risico persoonlijk aansprakelijk te zijn voor de onbehoorlijke taakvervulling wanneer hen daarvan een (persoonlijk) ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Doordat de inhoud van het vennootschappelijk belang afhangt van de omstandigheden van het geval, kan het vennootschappelijk belang per afzonderlijke situatie verschillen en met de tijd veranderen. Het bewustzijn daarvan bij het bestuur en de raad van commissarissen stelt hen in staat hun taken juridisch juist te vervullen zonder het strategische beleid van de onderneming in de weg te zitten. Op het oog ingewikkelde theoretische vragen als: “in hoeverre moet het bestuur rekening houden met de belangen van de aandeelhouder?” of: “mogen bestuurders en commissarissen zich laten leiden door winstmaximalisatie?”, zijn met praktische adviezen vaak eenvoudig te beantwoorden. Wij denken graag met u mee.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.