Praktijkgebieden: ICT en internetrecht
Deze blog is het vervolg op de blog die wij gisteren plaatsten.
Op grond van art. 23d lid 1 sub c Wwft moet de betrouwbaarheid en geschiktheid van de beleidsbepalers worden vastgesteld. Naar de bestuurders van een cryptodienstverlener dient voortaan dus een verplicht betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek te worden uitgevoerd (art. 23h Wwft). Bij dit laatste moet worden onderzocht of de bestuurders beschikken over voldoende relevante kennis, vaardigheden en professioneel gedrag om hun functie te vervullen. Naast dit onderzoek naar de bestuurders, dient men ook inzicht te verschaffen in de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur van de organisatie. Die mag volgens art. 23i Wwft niet zodanig ondoorzichtig zijn dat deze aan het toezicht van DNB in de weg staat. Hoewel er dus officieel sprake is van een registratiesysteem, is er gezien het uitgebreide onderzoek door DNB wat aan registratie voorafgaat, volgens sommigen wellicht eerder sprake van een vergunningstelsel.
Eenmaal geregistreerde dienstverleners krijgen voortaan een zogenaamde poortwachtersfunctie toebedeeld, zoals bijvoorbeeld banken, notarissen en advocaten al zijn. Zij dienen bij hun dienstverlening “aan de poort” onderzoek te doen ter voorkoming van witwassen of financiering van terrorisme. Daarvoor zal de dienstverlener volgens art. 23j Wwft moeten beschikken over een beheerste en integere bedrijfsvoering waarmee integriteitrisico’s kunnen worden gesignaleerd en beheerst. Een belangrijk onderdeel van die bedrijfsvoering vormen het cliëntenonderzoek en de transactiemonitoring die doorlopend dienen te worden uitgevoerd.
Het cliëntenonderzoek bestaat uit de verplichting om de cliënt te identificeren en zijn identiteit te verifiëren op basis van documenten, gegevens of informatie uit een betrouwbare en onafhankelijke bron. Cliëntonderzoek dient in ieder geval te worden verricht wanneer er een zakelijke relatie wordt aangegaan met een cliënt of wanneer er sprake is van een incidentele transactie van een bedrag van 15.000 euro (of van twee of meer transacties waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van 15.000 euro). Van een zakelijke relatie is al sprake indien een cliënt zich voor de tweede keer meldt bij de aanbieder. Het cliëntenonderzoek dient “risicogebaseerd” plaats te vinden en op grond van art. 2b Wwft zijn aanbieders verplicht om een integriteitsrisicoanalyse op te stellen en actueel te houden. Daarbij moet rekening worden gehouden met het type cliënt, zakelijke relatie, product of transactie en het daarmee gepaard gaande risico op witwassen of terrorismefinanciering. De richtlijn zelf noemt als één van de factoren die een bewijs vormt voor een potentieel hoger risico “producten of diensten die anonimiteit bevorderen”. Ook worden “zakelijke relaties op afstand of transacties op afstand, zonder bepaalde garanties zoals elektronische identificatiemiddelen” genoemd als potentieel hoger risico. In het geval van transacties met virtuele valuta zal vaak in ieder geval sprake zijn één van deze kenmerken en om die reden zal in de meeste gevallen dus ook verscherpt cliëntenonderzoek moeten worden toegepast.
Naast het cliëntenonderzoek dient er ook transactiemonitoring plaats te vinden. Indien er sprake is van een complexe transactie, ongebruikelijk grote transactie, transactie met een ongebruikelijk patroon of een transactie zonder duidelijk economisch of rechtmatig doel, dient deze te worden gemeld bij de FIU (Financial Intelligence Unit). Bij deze beoordeling kan onder andere gebruik worden gemaakt van de witwastypologieën die op de website van de FIU te vinden zijn.
De nieuwe Wwft brengt naast administratieve verplichtingen ook kosten met zich mee voor cryptodienstverleners. In de Wet bekostiging financieel toezicht is bepaald dat de kosten voor het doorlopend toezicht door DNB worden doorberekend aan de dienstverleners die onder toezicht staan. In de begroting van DNB voor het jaar 2020 worden die kosten geraamd op 1,7 miljoen euro. Naar schatting zijn er in het eerste jaar in Nederland ongeveer 50 dienstverleners die zich zullen registreren, wat neerkomt op 34.000 euro per dienstverlenende instantie. Daarnaast gelden er volgens de implementatieregeling bij de Wwft eenmalige kosten voor de registratie op grond van art. 23b Wwft (5.000 euro), het geschiktheidsonderzoek als bedoeld in art. 23h lid 1 Wwft (2.000 euro) en het betrouwbaarheidsonderzoek als neergelegd in art. 23h lid 2 jo. lid 4 Wwft (1.100 euro).
De inwerkingtreding van de nieuwe Wwft zorgt al met al voor een behoorlijke toename van zowel administratieve als financiële lasten voor cryptodienstverleners in Nederland. Voor bestaande dienstverleners geldt daarom een overgangsperiode van 6 maanden vanaf inwerkingtreding van de nieuwe Wwft. De exacte inwerkingtredingsdatum van de wet is overigens nog onbekend: het Ministerie van Financiën moet het inwerkingtredingsbesluit nog publiceren. Om gebruik te kunnen maken van de overgangsregeling moet in ieder geval vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Wwft een registratieaanvraag zijn ingediend bij DNB.
Arjen Schram is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied ict en internetrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.