Praktijkgebieden: Mediarecht
Eind 2017 oordeelde de Rechtbank Midden-Nederland dat ook informatie uit WhatsApp-, sms- en soortgelijke berichten op de zakelijke telefoon van overheidsdienaren onder de Wob vallen. Ook informatie uit die berichten kan dus worden opgevraagd met een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Dat was een juiste uitspraak, want ook dergelijke berichten zijn immers “neergelegd in documenten” als bedoeld in artikel 3 van de Wob. Een document is namelijk gedefinieerd als een “bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat” (artikel 1 onder a. Wob). En de rechtbank maakte ook de moderne stap om de aanwezigheid op de zakelijke telefoon te rangschikken onder “bij een bestuursorgaan berustend”.
Verder ging de rechtbank echter nog niet: berichten op een privé-telefoon werden niet “Wob-baar” geacht, omdat deze niet bij een bestuursorgaan zouden berusten. Dat was jammer, oordeelde ik destijds al, en bovendien discutabel. Want wat is nu praktisch gesproken het verschil tussen een telefoon waarvan het abonnement op naam van het overheidsorgaan staat en een telefoon waarvan de overheidswerkgever de kosten vergoedt? En eigenlijk zou ook daar de grens nog niet moeten liggen: informatie die zich waar dan ook onder een overheidsdienaar bevindt zou in beginsel via de Wob opvraagbaar moeten zijn.
Gelukkig werd de zaak in hoger beroep voorgelegd aan de Raad van State. En die heeft vandaag uitgesproken dat inderdaad óók informatie op de privé-telefoons van ambtenaren opvraagbaar is via de Wob. Wel balen voor het ministerie van VWS overigens, dat nu juist beroep had ingesteld omdat het de uitspraak over de zakelijke telefoon al te ver vond gaan. Wederpartij BTN (een organisatie in de thuiszorg) zag haar kans schoon en legde in incidenteel appel de kwestie van de privé telefoons voor om nog eens extra te kunnen scoren. Met succes dus.
De Afdeling bestuursrechtspraak volgt de lijn van de rechtbank betreffende de “document” definitie. De aard van het materiaal speelt dus geen rol en de Afdeling wijst er bovendien op dat uit de parlementaire geschiedenis van de Wob blijkt: “dat de ontwikkeling van de computertechniek naar verwachting tot nieuwe gegevensdragers zal leiden”.
En in de kwestie “privé of zakelijk” gaat de Afdeling een duidelijke stap verder. De Afdeling wijst er allereerst op dat voor de vraag of de gevraagde documenten berusten bij het bestuursorgaan niet alleen de fysieke aanwezigheid van het document van belang is. Het document moet ook bestemd zijn voor het bestuursorgaan als zodanig, zo blijkt uit de Kamerstukken over de behandeling van artikel 3 Wob. De Afdeling vervolgt: “Hoewel deze passage ziet op de status van stukken van externe instanties is de Afdeling, anders dan de rechtbank, in lijn hiermee van oordeel dat zowel sms- en WhatsApp-berichten die staan op telefoons van bestuurders of ambtenaren met abonnement op naam van het bestuursorgaan (hierna: werktelefoons) als sms- en WhatsApp-berichten die staan op privételefoons van bestuurders of ambtenaren vallen onder de term “berusten onder” in de zin van de Wob, wanneer de inhoud van de berichten een bestuurlijke aangelegenheid betreft.” […] “In het geval van privételefoons zijn dergelijke berichten bestemd voor het bestuursorgaan als zodanig en behoren de berichten te berusten bij het bestuursorgaan. Dit verschilt namelijk niet van de situatie dat een ambtenaar een fysiek document (aangaande een bestuurlijke aangelegenheid) mee naar huis zou nemen. Omdat sms- en WhatsApp-berichten die bestemd zijn voor het bestuursorgaan maar op privételefoons staan bij het bestuursorgaan behoren te berusten, mag van het bestuursorgaan worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen.” (nadruk toegevoegd, LB).
Duidelijke taal en juiste taal wat mij betreft. Dit is ontegenzeggelijk de bedoeling van de wetgever geweest. Je maakt een Wet openbaarheid van bestuur niet voor niets. Alle informatie die bestemd is voor het bestuursorgaan behoort daar onder te vallen, ook als deze zich (al dan niet toevallig) op een privé telefoon bevindt.
En de privacy van de ambtenaar dan? Ook daar is de Afdeling helder over: die is niet in het geding. Het gaat immers alleen om gegevens die betrekking hebben op een bestuurlijke aangelegenheid en bestemd zijn voor het bestuursorgaan. En de Afdeling voegt hier terecht nog iets aan toe: “De aard van sms- en WhatsApp-berichten kan meebrengen dat dergelijke berichten, in ieder geval indien gewisseld in het kader van intern beraad binnen de overheid, veelal persoonlijke beleidsopvattingen en daarmee verweven feiten zullen bevatten. Voor dit soort informatie bevat de Wob zelf beperkingen.”
Zo is het precies. Zo zijn daar bijvoorbeeld de diverse “relatieve weigeringsgronden” van Artikel 10 van de Wob, waaronder de bescherming van de belangen van de overheid zelf (onder b.) en (alsnog) de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (onder e.). En in het bijzonder is er Artikel 11 van de Wob, dat zelfs specifiek bedoeld is om de persoonlijke beleidsopvattingen van overheidsdienaren geheim te kunnen houden. Er blijft dus gelegenheid genoeg naar hartenlust de zwarte stift te hanteren.
En, zoals ik naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank destijds ook al opmerkte, natuurlijk hoeft niemand bij de overheid bang te zijn dat zijn of haar telefoon wordt opgevorderd en doorgespit. Wordt de ambtenaar echter zelf door zijn of haar leidinggevende gevraagd naar de documenten die hij/zij over de aangelegenheid onder zich heeft, dan moet ook de informatie uit de privé-telefoon worden verstrekt. Gebeurt dat niet, terwijl later blijkt dat die informatie er wel wás dan blijf ik een disciplinaire sanctie geïndiceerd achten.
Alles overziende: uitstekend nieuws voor onderzoeksjournalisten, actiegroepen en alle anderen die de overheid graag kritisch blijven volgen. Dus, cliënten-onderzoeksjournalisten, zegt het waar nodig allen de Raad van State na: “Omdat sms- en WhatsApp-berichten die bestemd zijn voor het bestuursorgaan maar op privételefoons staan bij het bestuursorgaan behoren te berusten, mag van het bestuursorgaan worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen” En zet er zelf gerust een uitroepteken achter.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.