Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Het Europese Hof van Justitie heeft deze week eindelijk het pleit beslecht in een van de grote vragen van onze tijd: is auteursrecht op een smaak mogelijk? Anders gezegd: kan de smaak van een voedingsmiddel een eigen, oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker hebben, en daarmee een auteursrechtelijk beschermd werk zijn? De Auteurswet en de Europese Auteursrechtrichtlijn sloten dat niet op voorhand uit, dankzij de ruime omschrijving van het begrip “werk”. Daaronder valt namelijk “ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, op welke wijze of in welken vorm het ook tot uitdrukking zij gebracht”. Zodoende kunnen meubels, wetenschappelijke artikelen, kledingstukken en reclamespots werken zijn.
En de smaak van een – in dit geval – kruidenkaas? De fabrikant van Heksenkaas meent van wel, en de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag was dat in 2015 met hem eens, zoals ik destijds al schreef op deze blog. In een volgende procedure, wederom begonnen door de fabrikant van Heksenkaas maar nu tegen een andere concurrent, oordeelde de Rechtbank Gelderland echter anders. Volgens haar had de fabrikant onvoldoende duidelijk gemaakt wat de elementen van de smaak van Heksenkaas zijn die voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Aan een principieel oordeel over de vraag of smaak een werk kan zijn, kwam de rechtbank toen niet toe (zie ook mijn blog van 12 juni 2015). In hoger beroep moest Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden die vraag wel beantwoorden. Daarbij heeft het de hulp ingeroepen van het Europese Hof.
In zijn beantwoording wijst het hof allereerst op de eisen die het (Europese) auteursrecht stelt aan een werk. Er moet sprake zijn van een eigen intellectuele schepping, waarvan alleen de concrete uitdrukkingsvorm als werk kan gelden. Een idee, concept of werkwijze is onvoldoende concreet en kan daarom geen werk zijn. Dat impliceert, zo zegt het hof, dat het voorwerp van auteursrechtelijke bescherming voldoende nauwkeurig en objectief moet kunnen worden geïdentificeerd. Dat is van belang met het oog op de rechtszekerheid: als niet duidelijk kan worden omschreven wat het werk precies inhoudt, weten derden niet wat er wel en niet auteursrechtelijk beschermd is. Dat leidt tot onduidelijkheid over welke uitdrukkingen nog “vrij” zijn, en welke auteursrechtelijk beschermd zijn.
En daar zit het probleem bij smaak: die kan niet nauwkeurig en objectief worden uitgedrukt. Anders dan bij een film of een muziekstuk, berust de identificatie van de smaak van een voedingsmiddel hoofdzakelijk op smaakbeleving en -ervaring. Dat leidt tot subjectiviteit, omdat de smaakbeleving van een persoon afhankelijk is van factoren die eigen zijn aan de persoon die het product proeft. Leeftijd, voedselvoorkeuren, consumptiegewoonten en de omgeving en de context waarin het product wordt geproefd spelen daarbij onder meer een rol. Kortom, omdat het (in ieder geval op dit moment nog) onmogelijk om de smaak van een product objectief te identificeren, kan een smaak volgens het hof geen werk zijn.
Interessant is nu of een geur, bijvoorbeeld van een parfum, na dit arrest van het Europese Hof nog wel een werk kan vormen. De Hoge Raad heeft die vraag in 2006 bevestigend beantwoord. Een van de overwegingen daarbij was dat het niet uitmaakt dat de mate waarin men afzonderlijke geuren kan onderscheiden van mens tot mens verschilt. Die overweging komt op losse schroeven te staan, nu het verschil in smaakbeleving tussen mensen juist in de weg staat aan bescherming van een smaak. Het lijkt dan ook aannemelijk dat het Europese Hof geur niet als werk zal erkennen. Niets is echter zeker in het auteursrecht: er blijft vooralsnog dus nog in ieder geval een grote vraag over.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.