Praktijkgebieden:
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vorige week een voor deze komkommertijd belangrijke uitspraak gedaan. Het Pastafarisme, de leer van de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster (“KVS”), is geen godsdienst. Dientengevolge kan het door de gelovigen dragen van een vergiet als hoofddeksel ook niet worden aangemerkt als een godsdienstige uiting. En dus kan geen gebruik gemaakt worden van de uitzondering die Artikel 28, lid 3 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 toestaat op de regel dat voor reisdocumenten een pasfoto met onbedekt hoofd is voorgeschreven.
Want om dat laatste ging het, in de procedure waarin de Raad van State uitspraak deed. Een Nijmeegse vrouw (naar verluidt een rechtenstudente) had bij de gemeente o.a. een identiteitskaart aangevraagd onder overlegging van pasfoto’s waarop zij zo’n vergiet droeg. De burgemeester weigerde deze te verstrekken vanwege het bedekte hoofd. In beroep bevestigde de rechtbank deze beslissing, zonder echter in te gaan op de vraag of het Pastafarisme een godsdienst is. Die kwestie werd omzeild doordat de rechtbank overwoog geen bewijs te hebben gezien dat het Pastafarisme daadwerkelijk het dragen van een vergiet voorschrijft.
Op verrassend serieuze en goed gemotiveerde gronden is de studente hiertegen in hoger beroep gekomen bij de Raad van State. Haar argumenten onderstreepten dat wel degelijk sprake is van een religie (en zo niet, dat dan toch tenminste haar wijze van belijden als religieus was aan te merken). Bovendien gaf zij duidelijk aan dat “the Holy Colander”, dan wel de “great Colander of Goodness” niet om triviale redenen wordt gedragen.
Maar ook een goed juridisch betoog houdt doorgaans geen stand als de basis zwak is. Aldus was het voor de Afdeling relatief eenvoudig de zaak onderuit te halen door simpelweg te verwijzen naar enkele kernuitingen van de KVS.
De Raad van State zoekt aansluiting bij de uitleg van artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin de vrijheid van godsdienst is geregeld. De Afdeling stelt vast dat naar vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens als voorwaarde voor het aanmerken van een samenstel van opvattingen als een “godsdienst” of “levensovertuiging” geldt, “dat die opvattingen een zeker niveau aan overtuigingskracht, ernst, samenhang en belang bereikt hebben”. Het Pastafarisme voldoet niet aan die criteria, aldus de Afdeling.
De Raad van State verwijst daarbij onder andere naar de volgende omstandigheden:
De Afdeling voegt hieraan toe:“De Afdeling erkent het grote belang om in vrijheid satirische kritiek te kunnen uiten op religieuze dogma’s, instituties en religies. Dergelijke kritiek, ook al heeft zij betrekking op godsdienst, is daarmee zelf nog niet aan te merken als een godsdienst welke door genoemde grondrechten bestreken wordt. Evenals is overwogen in [eerdere lagere rechtspraak] is de Afdeling van oordeel dat het satirische element in het pastafarisme – niet alleen naar de vorm maar ook naar de inhoud van de uitgedragen visie – niet enkel een bijkomend aspect vormt, maar zodanig overheerst dat niet voldaan wordt aan de in de jurisprudentie van het EHRM geformuleerde randvoorwaarden om als godsdienst of levensovertuiging te gelden. In het bijzonder ontbreekt het daarin aan de vereiste ernst (‘seriousness’) en samenhang (‘cohesion’)”
En de door de studente aangehangen eigen variant? Daarover overweegt de Afdeling:“Hetgeen [appellante] daarover schriftelijk en ter zitting heeft toegelicht geeft geen aanleiding voor een ander oordeel dan dat naar de huidige stand van zaken onvoldoende blijkt van een zodanig samenhangende, serieuze visie dat aan de criteria om als godsdienst of levensovertuiging te kwalificeren wordt voldaan. [appellante] heeft weliswaar aannemelijk gemaakt dat zij buitenshuis consequent een vergiet op haar hoofd draagt, niettegenstaande de hinder die ze daarvan in de maatschappij ondervindt, maar haar schriftelijke en mondelinge toelichtingen hebben een globaal en abstract karakter, en zijn niet van dien aard dat daarmee aannemelijk gemaakt is dat sprake is van een door haar aangehangen stroming of individuele variant binnen het pastafarisme die wel zou voldoen aan [bovengenoemde eisen].”
Nederland kan aldus niet worden toegevoegd aan de beperkte lijst landen (o.a. Oostenrijk, Tsjechië, Duitsland, Rusland, Nieuw Zeeland en enkele Amerikaanse staten waaronder Texas en Utah) waar Pastafarians met vergiet op de pasfoto mogen. Ook op ander vlak kreeg de KVS al enige voet aan de grond. In Nieuw Zeeland is de stroming in 2015 in zoverre als geloof erkend, dat er huwelijken binnen de KVS mogen worden gesloten (een dergelijk huwelijk is vervolgens in 2016 door een door de KVS gewijde “ministeroni” ook inderdaad voltrokken).
Hoe nu verder? Welnu: de zaak is in Nederland op het hoogst mogelijke niveau behandeld. Dat maakt de weg vrij voor het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Precies…: de instantie die de criteria als ernst en samenhang heeft geformuleerd. Dat wordt een lastige hobbel. Er zal ófwel een stortvloed aan serieuzere teksten uit de leer moeten worden aangeboden, óf de criteria zelf zullen moeten wijken.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.