icon

Aansprakelijkheid stopt niet bij de opheffing van een onderneming

Wij hebben bij Wieringa Advocaten voortdurend één ‘student-stagiaire' in dienst: een rechtenstudent die bij ons kennismaakt met de advocatuur. Michael Kolbrink volgt op dit moment die studentstage. Ten behoeve van onze weblog schreef hij samen met Liselot Bosman onderstaande bijdrage.

Besturen van een onderneming is het met regelmaat risico’s nemen, maar wat gebeurt er als deze risico’s bewust worden genomen en de rechtspersoon vervolgens na een korte duur ophoudt te bestaan? De rechtbank rekent het de bestuurders in onderstaande zaak persoonlijk aan dat zij hun taak als bestuurder niet behoorlijk hebben vervuld. Wat was er aan de hand?

De casus

Ondernemingen kunnen bij NS Reizigers een NS Business Card tegen vergoeding aanvragen om ‘aangewezen natuurlijke personen’ gebruik te laten maken van het openbaar vervoer. Dit is heldere taal. In deze zaak draait het om NS Business Cards die aan negen verschillende ondernemingen zijn uitgegeven in een tijdsbestek van vijf jaar. De bestuurders van deze negen ondernemingen waren gedaagde 1 en gedaagde 2, waarbij gedaagde 2 alleen bestuurder was van drie besloten vennootschappen.

De facturen op naam van de negen ondernemingen waren onbetaald gebleven. De ondernemingen zijn inmiddels allemaal opgeheven. NS Reizigers kon daarom de ondernemingen niet aanspreken op het onbetaald laten van de facturen.

Rechtsvraag

De rechtbank moest een oordeel geven over de vraag of de twee bestuurders, respectievelijk gedaagde 1 en gedaagde 2, persoonlijk aansprakelijk konden worden gesteld voor het onbetaald laten van de facturen op grond van art. 6:162 BW.

Norm

Een bestuurder is in beginsel niet aansprakelijk jegens derden. Toch zijn er tal van uitzonderingen die het mogelijk maken dat ook de bestuurder van een vennootschap ingevolge art. 6:162 BW met succes aansprakelijk gesteld kan worden.

Een bestuurder kan zowel intern als extern aansprakelijk zijn. De externe aansprakelijkheid is al eerder ter sprake gekomen: Een bestuurder kan met succes persoonlijk aansprakelijk worden gesteld als hem kan worden verweten dat hij in naam van de vennootschap verplichtingen is aangegaan terwijl hij de wetenschap had over (of behoorde te weten van) het feit dat de vennootschap niet aan haar verplichting zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de geleden schade (zie voor deze zogenaamde Beklamel-norm Hoge Raad 6 oktober 1989, Beklamel). Daarnaast kan een bestuurder aansprakelijk worden gehouden indien hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In deze gevallen is voor aansprakelijkheid van de bestuurder vereist dat hem (persoonlijk) een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt (zie voor deze Ontvanger/Roelofsen-norm Hoge Raad 8 december 2006, Ontvanger/Roelofsen).

In het onderhavige geval (ECLI:NL:RBDHA:2018:5758) moest de rechtbank oordelen of de bestuurders persoonlijk aansprakelijk konden worden gehouden voor de schade die was ontstaan door de facturen ter waarde van ongeveer €200.000 van de NS Reizigers onbetaald te laten.

Wetenschap

De rechtbank heeft allereerst gekeken naar de wetenschap van de bestuurders aan de hand van de ‘Beklamel-norm’. Daarbij is meegenomen dat in een kort tijdsbestek meerdere ondernemingen zijn opgericht en deze met een gemiddelde duur van vier maanden ook weer zijn opgeheven. Er is vervolgens onvoldoende gebleken dat deze ondernemingen het oogmerk hadden om voor langere duur te zijn opgericht en daaruit financiële middelen te genereren. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomsten zijn aangegaan in de wetenschap dat deze niet nagekomen zouden worden.

De bestuurders voeren als verweer dat wordt vermoed dat de heer X (relatie tot bestuurders is onbekend) met behulp van de inloggegevens van de ondernemingen de NS Business Cards heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelt dat vaststaat dat de overeenkomsten met NS Reizigers door de ondernemingen zijn gesloten. De bestuurders moesten daarnaast kennis van deze bestelling hebben gehad, omdat de kaarten werden afgeleverd op de adressen van de ondernemingen. De rechtbank oordeelt dat de bestuurders wetenschap hadden van de overeenkomsten.

Persoonlijk ernstig verwijt

Ook wordt als verweer aangevoerd dat de kaarten zijn aangevraagd onder bedreiging van fysiek geweld door de heer X. Er is echter onvoldoende gebleken dat sprake was van een bedreiging met fysiek geweld. De bestuurders hadden – als daar daadwerkelijk sprake van zou zijn geweest – op zijn minst aangifte moeten doen, de inlogcodes moeten wijzigen of geen nieuwe ondernemingen moeten oprichten. De rechtbank gaat in dat verweer dus niet mee. Ook de stelling dat de tweede bestuurder slechts naar de notaris is gegaan in opdracht van de eerste bestuurder om een nieuwe onderneming op te richten, maakt nog niet dat de tweede bestuurder niet aansprakelijk is. De tweede bestuurder had geen handtekening moeten zetten indien zij niet wist of begreep wat er gebeurde.

Door al deze omstandigheden, oordeelde de rechtbank dat de bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld jegens NS Reizigers en de schade moesten vergoeden op grond van art. 6:162 BW.

Conclusie

Als bestuurder dien je bij het starten van een onderneming je bezig te houden met de gang van zaken. Het maakt daarin dus geen verschil hoelang de onderneming daadwerkelijk bestaat. In bovengenoemde zaak werd in ieder geval duidelijk dat nalatig zijn een omstandigheid is die meeweegt bij de beoordeling of een bestuurder aansprakelijk is. Van een bestuurder mag tenslotte een actieve houding worden verwacht om schade te voorkomen indien er omstandigheden bekend zijn die maken dat schade voor de hand ligt.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Aansprakelijkheid stopt niet bij de opheffing van een onderneming

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief