icon

Verplichte afname stadsverwarming in strijd met consumentenbescherming?

Een huurder van een woning van De Alliantie probeerde al sinds 2010 meermaals zonder succes de leveringsovereenkomst voor stadsverwarming met Nuon op te zeggen. Nuon weigerde daaraan mee te werken. Volgens Nuon kon de huurder op grond van de algemene voorwaarden de stadsverwarming alleen opzeggen als de warmteaansluiting wordt verwijderd; daarvoor was krachtens de algemene voorwaarden toestemming van De Alliantie vereist. De huurder en De Alliantie hadden onderling echter niets afgesproken over de verplichte afname van stadsverwarming. Hoewel de huurder geen gebruik meer maakte van stadsverwarming, werd hij wel geacht om jaarlijks het vastrecht van enkele honderden euro’s aan Nuon te betalen.

Een klacht die de huurder hierover tegen Nuon indiende bij de Geschillencommissie Energie werd ongegrond verklaard. De huurder wendde zich daarna tot de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De huurder stelde aldaar onder meer dat de uitspraak van de Geschillencommissie vernietigbaar althans nietig is.

In de uitspraak van 6 december 2017 overwoog de kantonrechter dat de stelling met betrekking tot de vernietigbaarheid van de uitspraak van de Geschillencommissie strandde op het gegeven dat de huurder zich te laat tot de kantonrechter had gewend.

Ten aanzien van de gestelde nietigheid van de uitspraak overwoog de kantonrechter dat een beding op basis waarvan de huurder de leveringsovereenkomst niet zou kunnen opzeggen zonder toestemming van de verhuurder/eigenaar vernietigbaar is. Op grond van artikel 6:233 sub a juncto 6:236 aanhef en sub J BW wordt een overeenkomst tussen een gebruiker en wederpartij, als onredelijk bezwarend aangemerkt indien een in de algemene voorwaarden voorkomend beding, dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van zaken, elektriciteit, warmte en koude daaronder begrepen, leidt tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te alle tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand. De leveringsovereenkomst zou niet kunnen worden opgezegd als toestemming van de verhuurder/eigenaar ontbreekt. In beginsel is het betreffende beding dus vernietigbaar. Hierbij vindt de kantonrechter van belang dat de huurder niet jegens De Alliantie verplicht is om de leveringsovereenkomst in stand te houden.

De kantonrechter vervolgde dat de Geschillencommissie op grond van Europees recht ambtshalve had moeten toetsen of er sprake is van een oneerlijk beding en vervolgens toepassing te geven aan artikel 6:233 BW. Door dat niet te hebben gedaan is de uitspraak van de Geschillencommissie in strijd met de openbare orde en aldus nietig als bedoeld in artikel 3:40 lid 1 BW.

De huurder wordt dus in het gelijk gesteld. Het resultaat daarvan is, is dat de huurder in 2010 rechtsgeldig de leveringsovereenkomst heeft opgezegd zodat Nuon het onverschuldigd betaalde vastrecht moest terugbetalen.

Deze uitspraak is dus relevant voor consumenten die (tegen hun zin) stadsverwarming afnemen en waarbij een vergelijkbaar beding van toepassing is. Wel rijst de vraag hoe de kantonrechter had geoordeeld als de huurder en De Alliantie wel een verplichting tot afname van stadsverwarming hadden afgesproken. We zullen u op de hoogte houden van verdere rechtsontwikkelingen hierover.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Verplichte afname stadsverwarming in strijd met consumentenbescherming?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief