Praktijkgebieden: Privacy
Een van de doelen van de nieuwe privacyverordening is het beter waarborgen van de rechten van betrokken, dus de personen waarover gegevens worden verwerkt. Daarvoor is allereerst natuurlijk van belang dat de betrokkene wéét dat er gegevens over hem of haar worden verwerkt, en welke rechten hij of zij daarbij heeft. De Algemene verordening gegevensbescherming bevat daarom uitgebreide informatieverplichtingen.
De plicht om te informeren bestaat onder de huidige Wet bescherming persoonsgegevens ook al. Als persoonsgegevens bij een betrokkene zelf worden verzameld, bijvoorbeeld door middel van een online formulier, moet de verantwoordelijke direct informatie verschaffen over de doeleinden van de verwerking en zijn identiteit. Daarnaast is het verplicht om nadere informatie te verstrekken “voor zover dat gelet op de aard van de gegevens, de omstandigheden waaronder zij worden verkregen of het gebruik dat ervan wordt gemaakt, nodig is om tegenover de betrokkene een behoorlijke en zorgvuldige verwerking te waarborgen”.
Zulke nadere informatie kan bijvoorbeeld bestaan uit de mededeling dat de verantwoordelijke het voornemen heeft om de verkregen gegevens aan een derde partij te verstrekken, of een overzicht van de rechten die de betrokkene heeft. Echt duidelijk is de huidige informatieplicht natuurlijk niet: de keuze om bepaalde informatie wel of niet te verstrekken wordt in grote mate overgelaten aan de verantwoordelijke. De informatieverstrekking (vaak vervat in een privacyverklaring, of “privacy policy”) is daarom vaak uiterst summier, en dat bevordert natuurlijk niet dat betrokkenen hun rechten effectief kunnen uitoefenen.
De AVG somt daarom uitdrukkelijk op welke informatie de verantwoordelijke aan de betrokkene moet verstrekken. Naast de identiteit van de verantwoordelijke, inclusief contactgegevens, en de doeleinden van de verwerking (bijvoorbeeld “identiteit van de cliënt vaststellen”), gaat het daarbij onder meer om:
De open norm uit de Wbp, om “voor zover nodig” nadere informatie te verstrekken, blijft bestaan. Met alleen het verstrekken van de expliciet in artikel 13 en 14 van de verordening genoemde informatie bent u er als verantwoordelijke dus nog niet: u zult nog steeds moeten nagaan of het nodig is aanvullende informatie te verstrekken.
Let op: ook als u nu al een privacyverklaring hanteert waarin de rechten van de betrokkenen zijn gespecificeerd, ontkomt u waarschijnlijk niet aan aanpassing. De rechten van betrokkenen zijn namelijk uitgebreid ten opzichte van de huidige wetgeving. Nieuw is bijvoorbeeld het zogenaamde recht op beperking van verwerking, dat betrokkenen onder andere kunnen inroepen als ze de juistheid van de door u verwerkte gegevens in twijfel trekken. Als een betrokkene zich op dat recht beroept, bent u gedurende het onderzoek naar de klacht niet gerechtigd zijn persoonsgegevens te gebruiken of te wijzigen. Wel moet u de gegevens opgeslagen houden. Het is verplicht om de betrokkene op dit recht te wijzen.
Tot slot is het van belang om er rekening mee te houden dat de plicht om betrokkenen te informeren zich eigenlijk bij elke vorm van verwerking voordoet. U bent dus niet alleen verplicht om uw potentiële klanten te informeren over wat u doet met de contactgegevens die u over hen verzamelt, maar u zult ook uw werknemers moeten informeren. Als werkgever verwerkt u immers een grote hoeveelheid persoonsgegevens over uw medewerkers. Bij indiensttreding of door middel van een eenvoudig te vinden intranetpagina zou u kunnen voldoen aan uw informatieverplichtingen tegenover hen. Ook bij alle andere gegevensverwerkingen zult u op passende wijze invulling moeten geven aan de plicht om de betrokken personen te informeren.
Hoe die passende wijze eruit ziet? Volgens artikel 12 van de AVG moet de informatieverstrekking in een “beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm” ter beschikking worden gesteld, en in “duidelijke en eenvoudige taal” gesteld te zijn. Dat zal, gezien de hoeveelheid informatie die gegeven moet worden, nog niet zo gemakkelijk zijn.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.