Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Wij hebben bij Wieringa Advocaten voortdurend één of twee ‘student-stagiaires' in dienst: een rechtenstudent die bij ons kennismaakt met de advocatuur. Alfonso Cavalle Medina volgt op dit moment die studentstage. Ten behoeve van onze weblog schreef hij samen met Liselot Bosman onderstaande bijdrage.
Eerder schreven wij al over het wetsvoorstel voor een nieuwe regeling van het personenvennootschapsrecht. In het wetgevingsprogramma van 2018 heeft de overheid aangekondigd dat de nieuwe regeling voor personenvennootschappen op 1 januari 2019 in werking zal treden. Het wetsvoorstel modernisering personenvennootschappen werd in 2016 ingediend door de werkgroep personenvennootschappen. Volgens de werkgroep is een nieuwe wettelijke regeling nodig omdat de huidige wet (die dateert uit 1839) sterk is verouderd. Bovendien zijn er in het geldende recht knelpunten die om een wijziging vragen.
Als oplossing voor sommige van deze knelpunten, stelt de werkgroep voor om rechtspersoonlijkheid toe te kennen aan alle personenvennootschappen behalve de stille maatschap. Dit betekent dat de openbare maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap rechtspersoonlijkheid krijgen.
In deze bijdrage zullen wij verschillende aspecten van het voorstel toelichten en we zullen ons vooral focussen op de gevolgen van de verkrijging van rechtspersoonlijkheid voor de personenvennootschappen.
Rechtspersonen zijn voor het vermogensrecht in principe gelijk aan natuurlijke personen. Dit betekent dat een entiteit die rechtspersoonlijkheid bezit bijvoorbeeld rechtshandelingen kan verrichten, aansprakelijk kan worden gesteld, eigenaar kan zijn, etc. Voorbeelden van rechtspersonen in het Nederlandse recht zijn de BV, NV, de vereniging en de stichting. Als het voorstel van de werkgroep uiteindelijk aangenomen wordt zullen personenvennootschappen dus ook rechtspersoonlijkheid krijgen.
De werkgroep heeft voorgesteld om rechtspersoonlijkheid toe te kennen zonder dat hier een notariële akte voor is vereist. Personenvennootschappen zouden dan rechtspersoonlijkheid verkrijgen indien zij in het handelsregister ingeschreven worden. In het geval dat een personenvennootschap niet ingeschreven wordt, zal de rechter op verzoek van een belanghebbende de betreffende vennootschap ontbinden.
De verkrijging van rechtspersoonlijkheid heeft in het wetsvoorstel grote gevolgen. Naar huidig recht behoort het vermogen van een personenvennootschap toe aan de vennoten gezamenlijk in de vorm van een bijzondere gemeenschap. Elke van de vennoten is gerechtigd tot een aandeel in de goederen van deze gemeenschap. De werkgroep stelt hierin ook een wijziging voor. Door de verkrijging van rechtspersoonlijkheid zal de vennootschap rechthebbende zijn van de vennootschappelijke gemeenschap. De goederen die vennoten in de vennootschap inbrengen, zullen dus aan de vennootschap toebehoren en niet aan de vennoten gezamenlijk. Deze verhouding is vergelijkbaar met de verhouding tussen een BV en haar eigen vermogen.
Toch zou het kapitaal van een personenvennootschap niet in aandelen verdeeld zijn zoals nu bij een BV het geval is. Vennoten zouden alleen gerechtigd zijn tot een aandeel in de waarde van de vennootschap en hebben een vergoedingsrecht indien zij uittreden. In het geval dat een personenvennootschap niet in het handelsregister wordt ingeschreven, verkrijgt de vennootschap geen rechtspersoonlijkheid. Het gevolg hiervan is dat de vennoten van zulke vennootschappen wel een gemeenschap van goederen zullen hebben, waarin alle ingebrachte goederen zullen vallen.
Ook naar huidig recht is het zo dat indien vennoten een overeenkomst namens de personenvennootschap aangaan, zij zichzelf en hun medevennoten binden. Niet de personenvennoootschap omdat zij geen rechtspersoonlijkheid heeft. Daarom brengt de toekenning van rechtspersoonlijkheid een belangrijke wijziging met zich mee. Indien het voorstel van de werkgroep aangenomen wordt, zullen personenvennootschappen partij zijn bij al de overeenkomsten die zij aangaan. Dit betekent dat zijzelf aansprakelijk zijn voor al hun schulden. Schuldeisers zullen dus altijd de personenvennootschap kunnen aanspreken voor haar schulden, iets dat tegenwoordig wat moeilijkheden met zich meebrengt. Toch zullen in dat geval (beherende) vennoten van een vof en een cv, alsnog naast de vennootschap hoofdelijk verbonden zijn voor alle schulden van de vennootschap. Dit betekent dat schuldeisers zullen kunnen kiezen tussen de vennootschap en de vennoten.
Wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.