Praktijkgebieden: Mediarecht
Ambtenaren moeten wellicht nog meer op hun tellen gaan passen en onderzoeks-journalisten hebben er een potentiële bron bij. Informatie die is vervat in WhatsApp-, sms- en soortgelijke berichten op de zakelijke telefoon van overheidsdienaren kan via een Wob verzoek worden opgevraagd. De Rechtbank Midden-Nederland bepaalde dat vorige week in een opmerkelijke uitspraak. Hoe zit dit precies en wat zijn de voorwaar-den?
De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bepaalt in artikel 3 (kort gezegd) dat iedereen bij een bestuursorgaan een verzoek kan indienen om “informatie over een bestuurlijke aangelegenheid” die is “neergelegd in documenten”. “Document” wordt in artikel 1 onder a. gedefinieerd als “bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat”. Op de twee vetgedrukte elementen spitste zich de zaak toe waarin de rechtbank nu vonnis heeft gewezen.
De Branchevereniging BTN (een belangenbehartiger in de thuiszorg) had het ministerie van VWS informatie gevraagd over een bepaalde bestuurlijke aangelegenheid. Wélke aangelegenheid is mij uit de uitspraak niet duidelijk geworden. Maar in ieder geval was zij van mening dat ook WhatsApp- en sms-berichten onder de reikwijdte van het verzoek vielen: zij had gevraagd om “informatie neergelegd in alle gegevensdragers”.
VWS was het daar niet mee eens. Het ministerie voerde het formele verweer dat geen sprake zou zijn van “documenten”. Dat verweer, dat op het eerste gezicht in strijd lijkt met de hierboven geciteerde Wob-definitie van document, onderbouwde zij o.a. met de eveneens discutabele stelling dat 'chatten' via WhatsApp de vervanger zou zijn van het vroegere telefoonverkeer, en aldus niet “het functioneel equivalent van een papieren stuk”. Anders dan bijvoorbeeld e-mail staat het ook niet op de servers van de overheid. Om tot een document te komen zou men tekst moeten “knippen en plakken in bijvoorbeeld een Word-document”, aldus VWS.
De rechtbank gaat hier niet in mee. Allereerst wordt fijntjes opgemerkt dat telefoon-gesprekken niet onder de werkingssfeer van de Wob vallen omdat ze niet zijn 'vastgelegd', terwijl een sms- of WhatsApp-bericht dat wél is. Als zodanig lijken deze berichten (natuurlijk) meer op e-mails dan op telefoongesprekken. De inhoud kan vluchtiger zijn, maar dat is slechts een gradueel verschil en geen reden deze berichten categorisch uit te sluiten. En als ze zó vluchtig zijn dat het “alledaags gebabbel” wordt, zal al snel niet meer van informatie over een bestuurlijke aangelegenheid kunnen worden gesproken en valt het bericht om die reden buiten de boot. Kernpunt is dat een WhatsApp- of sms-bericht in beginsel valt binnen de definitie “schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat”.
Blijft over de vraag of het ook gegevens zijn die onder een bestuursorgaan berusten.Volgens de rechtbank kan in deze tijd van cloud en webbased mailservers niet meer worden volgehouden dat dit alleen maar geldt als een document op de harde schijf of de server van het bestuursorgaan staat. Wel maakt de rechtbank duidelijk dat nog steeds sprake moet zijn van een situatie die als berusten onder kan worden aangemerkt; gemakkelijk kunnen verkrijgen blijft een brug te ver.
Om die reden oordeelt de rechtbank als volgt:
“Sms- en WhatsApp-berichten die staan op telefoons met een abonnement op naam van verweerders organisatie vallen naar het oordeel van de rechtbank daarom wel onder de term "berusten onder" verweerder, terwijl soortgelijke berichten die staan op privétele-foons van ambtenaren niet vallen onder de term "berusten onder" verweerder.”
De rechtbank voegt daaraan toe dat dat VWS dus een methode moet vinden om de berichten op een telefoon-met-VWS-abonnement te achterhalen. Dat is volgens de rechtbank (m.i. terecht) niet wezenlijk anders dan bij e������������������������mailberichten. Op de zitting was gebleken dat de “zoekmethode” van VWS eenvoudigweg inhield dat aan relevante ambtenaren wordt gevraagd of zij informatie over de bestuurlijke aangelegenheid hebben. Die ambtenaren kunnen voortaan dus naast hun e-mail ook hun VWS-telefoon checken op aanwezigheid van die berichten. (En bij andere overheidsorganen zal het op gelijke wijze gaan.)
Goed nieuws dus voor onderzoeksjournalisten, actiegroepen en anderen die de overheid graag kritisch volgen. Alleen jammer dat de rechtbank de grens trekt bij de van overheidswege verstrekte telefoon. Wat is bijvoorbeeld het verschil tussen zo’n telefoon en een telefoon waarvoor de overheidswerkgever de kosten vergoedt? Ook dat verschil is toch, om in de termen van de rechtbank te blijven, eerder gradueel dan principieel? Naar mijn mening berust ook informatie die zich op zo’n telefoon bevindt nog steeds onder de overheid.
Ik durf zelfs nog wel een stap verder te gaan en te stellen dat informatie die zich waar dan ook onder een overheidsdienaar bevindt in beginsel via de Wob opvraagbaar zou moeten zijn. Natuurlijk hoeft dat niet tot gevolg te hebben dat telefoons worden opgevorderd en doorgespit. Maar als de ambtenaar (als boven geschetst) door zijn leidinggevende wordt gevraagd om de documenten die hij/zij over de aangelegenheid onder zich heeft, zou deze wat mij betreft óók de informatie uit de privé-telefoon moeten verstrekken. En als dat niet gebeurt, terwijl later blijkt dat die informatie er wel wás acht ik een disciplinaire sanctie geïndiceerd.
Alles uiteraard met inachtname van de rest van de Wob. Daar staan nog een heleboel uitstekende redenen in waarom de overheid informatie in bepaalde gevallen niet hoeft te verstrekken. Maar dat is een ander verhaal.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied mediarecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.