Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Dat het door de rechtspraak geïntroduceerde ‘afscheiden vermogen’ van personenvennootschappen geen wassen neus is, blijkt maar weer uit een recente uitspraak van de Hoge Raad inzake een beslaglegging. De aanleiding en context van het arrest zijn pijnlijk.
In 2002 wordt een man om het leven gebracht. Vooruitlopend op een eventueel door de dader te betalen schadevergoeding laten de nabestaanden conservatoir beslag leggen op onroerende zaken die voor 50% eigendom zijn van de dader en voor 50% van zijn broer. Daarnaast laten de nabestaanden in 2004 conservatoir derdenbeslag leggen onder die broer en onder een vennootschap onder firma (vof) waarvan de dader en de broer vennoten zijn. De dader is dan inmiddels veroordeeld tot zeven jaar cel wegens doodslag.
De broer heeft naar aanleiding van het derdenbeslag verklaard dat hij in een rechtsverhouding stond tot de dader, maar dat de dader uit die verhouding geen bedragen, zaken of rechten van hem te vorderen had of nog te vorderen zou krijgen. Namens de vof deed hij eenzelfde verklaring uitgaan.
In 2008 wordt de vof ontbonden en vanaf dat moment zet de broer de onderneming voort in een eenmanszaak. Een jaar later wordt de dader veroordeeld tot het betalen van € 857.217 aan schadevergoeding aan de nabestaanden. In datzelfde jaar wordt de broer volledig eigenaar van de onroerende zaken waar eerder beslag op werd gelegd. Hij verzoekt de rechtbank deze beslagen door te halen, wat ook gebeurt. De broer begint vervolgens een procedure en vordert een verklaring voor recht dat de beslagen onrechtmatig waren. Ook vordert hij van de nabestaanden schadevergoeding.
Het Hof ’s-Hertogenbosch stelt in 2014 de nabestaanden in het gelijk: de beslagen waren rechtmatig. Het hof trekt vervolgens haar uitspraak weer in wegens een omissie (het hof had een fout gemaakt door een akte van de nabestaanden niet mee te nemen in haar oordeel) en komt met een nieuwe uitspraak. Uiteindelijk wordt cassatie ingesteld.
De Hoge Raad geeft dit jaar eindelijk een inhoudelijk oordeel. Zij stelt dat de broer terecht klaagt over het oordeel van het hof. De onroerende zaken waarop de nabestaanden beslag hadden gelegd, waren ingebracht in de vof van de dader en diens broer. Daardoor vormen die onroerende zaken een zogenaamde gebonden gemeenschap. Die gemeenschap is bestemd om te worden aangewend tot het bereiken van het doel van de vof. De zaken behoren daarom tot het afgescheiden vermogen en dat dient slechts als verhaalsobject voor de schuldeisers van de vof en niet van de afzonderlijke vennoten. De Hoge Raad bevestigt hiermee haar eerdere arrest van 17 december 1993 (ECLI:NL:HR:1993:ZC1182) waarin zij overwoog dat een vennoot tijdens de duur van de vennootschap niet vrijelijk kan beschikken over zijn aandeel in de in een vennootschap ingebrachte goederen. De nabestaanden zijn privé-schuldeisers van één van de vennoten en daarom treft het beslag op de vof geen doel.
Wie denkt dat de nabestaanden de zaak hiermee kunnen laten rusten heeft het mis, want voor verdere behandeling verwijst de Hoge Raad het geding naar het hof Arnhem-Leeuwarden. Wordt zo mogelijk dus vervolgd.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.